De Toenadering van Mijn Engel (vervolg)
De Strijd tussen Mijn Engel en Satan
Alsof het nog niet genoeg was dat ik overdag gekweld werd, kwam Satan ook in de nacht. Hij wilde mij niet laten slapen. Telkens wanneer ik op het punt stond in slaap te vallen probeerde hij mij te laten stikken. Ik voelde hem soms als een adelaar die zijn klauwen in mijn maag wilde steken om alle lucht uit mij te persen. Ik voelde de strijd om mij heen, ik voelde hoe ik midden in deze strijd stond, tussen mijn engel en de duivel. Toen, alsof er niets gebeurd was, hield alles op zekere dag op. Satan stopte zijn aanvallen en ik had enkele dagen rust. Heel deze ervaring liet mij nogal verzwakt achter, maar ik was meer dan ooit tevoren gehecht aan mijn engel.
In mijn ogen begon mijn engelbewaarder alles te worden en hij vulde mijn leven. Ik hechtte mij aan hem alsof, om zo te zeggen, mijn leven ervan afhing. Ik besefte hoezeer onze engelbewaarders ons beschermden, beminden, voor ons zorgden, over ons waakten, om ons weenden, voor ons baden, met ons leden en alles met ons deelden. Lijden en vreugden werden gedeeld.
Tot ontzetting van de duivel, daar hij vermoedde wat God met mij voorhad, hij verscheen weer op het toneel. Sluw als hij is, veranderde hij deze keer van strategie. Hij gebruikte de klassieke manier om mij te misleiden en verscheen aan mij als mijn engel. Hij hechtte groot belang aan de manier waarop hij mij God wilde afschilderen. Zijn doel was, omdat hij vermoedde dat God mij zou benaderen met een zending, om mij God op de verkeerde manier te doen vrezen, zodat, wanneer Gods tijd zou komen om mij te ontmoeten, ik van Hem weg zou rennen.
Ik geef toe dat hij er in het begin in slaagde mij te bedriegen en ik geloofde wat hij over God zei, want hij maakte gebruik van mijn onwetendheid om mijn geest te voeden met een verkeerd beeld van God. Hij schilderde God voor mij af als een vreeswekkende rechter met weinig tolerantie tegenover Zijn schepselen en dat Hij ons bij de geringste fout van onze kant op verschrikkelijke wijze zou straffen. Dit duurde enkele dagen.
Ik belandde op het punt waar ik niet meer kon onderscheiden wie wie was. Ik kon niet zeggen of ik met mijn engel was of dat het de duivel was die mijn engel na-aapte. Ik had niemand bij wie ik om raad kon gaan en ook niet om advies. Ik was helemaal alleen. Ik wilde dit ook niet delen met mijn echtgenoot, uit vrees hem te verontrusten. Satan, die meende nu de overhand te hebben, begon de strik aan te halen door kwade tekenen te tonen, kwaadaardigheid, mij in verwarring brengend. Om alles nog erger te maken bracht hij elke dag meer en meer demonen mee om mij aan te vallen, wat het voor mijn engel zeer moeilijk maakte om mij te beschermen. God stond mij eens toe de duivel af te luisteren terwijl hij bevelen gaf aan zijn engelen om mij te aan te vallen en mij te verlammen. Deze gevallen engelen omringden mij, bespotten mij, logen tegen mij en gaven mij allerlei smerige namen. Ze gaven mij ook de bijnaam "Vrome", maar spottend. God stond dit alles toe, want ook dit was een manier waarvan Hij gebruik maakte om mijn ziel te zuiveren. |