De Toenadering van Mijn Engel (vervolg)
De Aanvallen van Satan
Voordat ik aan deze paragraaf begin, zou ik willen schrijven wat Pater Marie-Eugene in zijn boek: "Ik ben een Dochter van de Kerk", zegt over duivelse aanvallen.
"Wat op het spel staat in dit treffen tussen het menselijke en het goddelijke, de zuiverheid van God en de onzuiverheid van de ziel, is te belangrijk voor de duivel om niet met alle macht waarover hij beschikt tussenbeide te komen. En toch zal de ziel na een korte tijd, gezuiverd door de donkere nacht, veilig zijn tegen zijn aanvallen en voor de duivel iets vreselijks zijn. Vandaar dat de duivel gebruikmaakt van het overwicht dat hij nog over de ziel bezit vanwege haar onvolmaaktheden en haar gehechtheden aan de zinnen. De Heilige Johannes van het Kruis merkt op dat “de duivel postvat, met grote sluwheid, op de weg die leidt van de zinnen naar de geest.” (Levende Vlam van de Liefde, hfdst. iii; Peers, HI, 83)
"De duisternis van deze domeinen, de wanorde van de ziel, in de war als ze is door de nieuwheid van haar ervaringen en de intensiteit van haar lijden, scheppen voorwaarden die bijzonder gunstig zijn voor de interventies van de vorst van de duisternis en van de leugens."
"Bij bepaalde uiterlijke tekenen van kalme en diepe stilte van de zinnen raadt de duivel gemakkelijk dat de ziel goddelijke mededelingen ontvangt. Onze mystieke doctor zegt:
'Doorgaans staat God de vijand toe kennis te hebben van deze gunsten die door middel van een goede engel komen: deels opdat hij datgene ertegen kan doen wat hij overeenkomstig de maat van de gerechtigheid mag doen, én opdat hij aldus niet in waarheid zal kunnen beweren dat hem niet de kans gegeven is de ziel te veroveren, zoals hij zei met betrekking tot Job.' (Donkere Nacht, boek II, xxiii; Peers, 1,449)"
"Zo liggen de feiten aangaande het probleem van de donkere nacht van de geest en de oorzaken waardoor ze worden voortgebracht. Deze nacht is een ontmoeting, of liever gezegd een echte strijd, georganiseerd door de liefhebbende Wijsheid. God vestigt Zijn volmaakte heerschappij in de ziel pas na het wegnemen van haar ongeschiktheid voor het goddelijke en na het zegevieren over alle krachten van de duivel die enige macht over haar hebben."
Dit, om de lezer beter te laten begrijpen waarom God de Satan toestaat tussenbeide te komen.
Direct na deze zalige dag die ik had doorgebracht met Onze Vader in de Hemel, brak heel de furie van de hel los! Op zeer woeste wijze viel Satan mij aan. Het eerste wat ik van hem hoorde klonk meer als het gegrom van een wild dier dan als een stem. Dat gegrom leek te zeggen: "GAAAA!" Ik giste dat "Ga" betekende dat ik moest ophouden contact te hebben met mijn engel en met God. Zeer bedroefd draaide ik mij om op zoek naar mijn engel, maar Satan leek alle ruimte te hebben ingenomen en met diepe haat begon hij mij allerlei namen te geven. Hij veroorzaakte zoveel doodsangst en zoveel schrik in mijn ziel dat ik zou hebben kunnen sterven als God niet een plan met mij had gehad. Ik heb nooit eerder zoveel woede ervaren. Ik beval hem weg te gaan en dat leek zijn woede zelfs nog meer aan te wakkeren. Het was als de furie van een krankzinnige. Hij kookte van woede en gromde als iemand die zijn verstand heeft verloren; zijn stem klonk heel schor toen hij zei: "Hé! Verdwijn van hier, jij h..., verdwijn of anders zal het vuur van de hel de rest doen!" Ik hoorde mijzelf antwoorden: "Nee!" Met mijn "Nee" bedoelde ik, dat ik NIET de aanwezigheid van God noch die van mijn engel zou VERLATEN. Toen beet hij terug dat ik vervloekt was en gaf mij allerlei scheldnamen.
Deze angst, die de duivel een ziel kan inboezemen, is moeilijk uit te leggen. Dit verschijnsel dat plaatsvindt, is iets dat, ofschoon je logica je zegt dat je niet krankzinnig bent, je jezelf toch niet onder controle kunt houden. Deze angst komt gewoonlijk in golven, en alsof Satan zelf nog niet voldoende was zond hij ook andere demonen om mij aan te vallen. Steeds wanneer zij mij aanvielen groeide er iets beangstigends in mij dat niets te maken heeft met vrees voor iets van buiten. Het was een gevoel dat ik niet kon wegduwen.
Mijn arme engel kon mij in deze verschrikkelijke momenten, momenten die mij soms deden geloven dat ik mijn verstand zou verliezen, enkel één woord zeggen: "BID!" Ik bad en smeekte mijn engel mij te helpen uit deze toestand te komen, want hij leek eeuwig te duren. |