De Data van Pasen
Door Derek Stone
Irenaeus (Vredestichter), ongeveer 100-180 A.D., wist een brug te slaan tussen Oost en West. Hij verhuisde van een jeugd in Smyrna, Klein-Azië, naar het bisschop zijn van Lyon in Gallië.
Misschien dat hij hierom, terwijl hij nog steeds een Presbyter was, een delegatie naar de Bisschop van Rome leidde om hem te vragen niet te haastig de Montanisten te veroordelen (een ietwat ketterse Pinkstergemeente die zijn oorsprong had in Phrygia, Klein-Azië, en over wier begindagen we niet veel weten). Later, aan het einde van Irenaeus' geschriften als bisschop, in een brief, vermaande hij Victor, Bisschop van Rome, voor het overwegen om de banden te breken met de Bisschop van Efeze. Irenaeus drong aan op tolerantie van de eveneens apostolische, doch anders rekenende minderheidstraditie van deze bisschop, om het Pasen gelijk aan het Joodse Pesach (14e Nissan) te dateren, welke dag van deze week dat ook mocht zijn. Irenaeus beweerde dat deze berekening afkomstig was van de Apostel Johannes die gedurende vele jaren de verantwoordelijkheid had over Klein-Azië.
De ultieme oplossing van deze Quartodecimaanse controversie kwam met het Concilie van Nicea, 325 A.D.. Hoewel het niet in een canon resulteerde, werd de consensus bereikt dat: a) het niet op de Dag van de Heer zou vallen, en b) dat het niet zou afhangen van of samenvallen met de Joodse maanberekening van Pasen; maar toch enkele herinneringen zou hebben aan de oorspronkelijke connectie. Vandaar dat Pasen gevierd diende te worden op een zondag, volgend op de eerste volle maan na de lente-equinox van het noordelijk halfrond. Deze berekening was onafhankelijk van de Joodse berekening en volgde de Alexandriaanse praktijk, waarmee Antiochië tot nu toe in conflict was geweest. In Antiochië werd de Joodse berekening gevolgd om de zondaagse viering te bepalen.
De hedendaagse verdeeldheid tussen de Oosterse en de Westerse Christenen over deze aangelegenheid vloeit voort uit de weigering van het Oosten om het Westerse unilaterale handelen, van het aannemen van de Gregoriaanse kalender, te aanvaarden, om vanuit de Oosterse traditie Pasen nooit te vieren vóór Pesach, als ook de verschillende manieren om de epacta te berekenen, de discrepantie tussen de maancyclus en de zonnecyclus.
Eén van de favoriete oplossingen voor het probleem is een gemeenschappelijke vaste dag voor Pasen, hetzij de zondag die volgt op de tweede zaterdag in april, welke de meeste frequente gekozen dag zou zijn indien het Concilie van Nicea letterlijk met astronomische nauwkeurigheid opgevolgd zou worden. Als alternatief kan een veranderlijke datum worden vastgelegd, mits een bepaald geografisch punt - bijvoorbeeld Jeruzalem - voor de berekening van de lente-equinox geselecteerd zou kunnen worden.
Aan de bovengenoemde drie conflicten over de datum van deze grote viering van de Christenen, kan worden toegevoegd:
a) In de 4e en 5e eeuw verschilden de Alexandrijnse en Romeinse berekeningsmethoden. Augustinus van Hippo vertelt ons dat in 387 Gallië het Pasen op 21 maart in acht hield, Italië op 18 april en Alexandrië op 25 april. De Alexandrijnse praktijk had uiteindelijk de overhand.
b) Rond ongeveer 750 was er in Gallië onzekerheid over de datum omwille van het gebruik van een paar in Rome opgestelde, maar daar zelden gebruikte, tabellen voor Pesach.
c) Afgesneden van het barbaarse Europa, ontwikkelde de Keltische kerk zijn eigen berekeningsmethode. Een lange ruzie ontwikkelde zich met de latere Augustijnse Romeinse missionarissen en de Angelsaksen in Kent. Naar het besluit van de Synode van Whitby in 664, in het voordeel van Rome, legde de Aartsbisschop van Canterbury, Theodore van Tarsus (die zelfs een nog grotere geografische beweging had gemaakt dan de ´figs-to-frogs' Irenaeus), in 669 de Romeinse berekening aan heel Engeland op.
Later, vanuit Noord-Umbrië, zette de Eerbiedwaardige Bede zijn erudiete gewicht achter de beslissing van de Synode, welk de Keltische Kerk bleef betwisten.
Is dit klaarblijkelijke pedante technische dispuut, dat zoveel pagina’s gevuld heeft, significant of periferisch? De Eerbiedwaardige Bede en Irenaeus zouden het volgende voor hun onderbouwing gebruiken om e.e.a. serieus nemen:
“… opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.” (Joh. 17:21)
Van de vele hedendaagse Christelijke personen met achterban, die beweren persoonlijke openbaringen te ontvangen van Jezus, Maria en/of diverse heiligen, zijn er twee dames die, geheel onafhankelijk van elkaar, relevant zijn voor deze kwestie rondom Pasen:
Vassula, Grieks-orthodox, geboren in Egypte en momenteel wonend in Rome met haar Zweeds-Lutheraanse echtgenoot. Zij heeft middels persoonlijke openbaringen herhaaldelijk aan tienduizenden Rooms-katholieken en anderen tot wie zij over de gehele wereld spreekt, het hedendaagse verlangen van Onze Heer doorgegeven voor een gezamenlijke datum van Pasen.
Mw. Mirna Nazour is een Melchitisch Romeins-Katholiek die in Damascus woont met haar Orthodoxe echtgenoot en twee kinderen. Van tijd tot tijd, vooral wanneer de twee data van Pasen samenvallen, ondergaat zij de Stigmata die uitvoerig gefotografeerd en gefilmd zijn. Daarbij zweten Mirna’s handen en een paar van haar iconen overvloedige hoeveelheden zuiver en aromatische olijfolie, die geassocieerd zijn geworden met genezingen. De boodschap die zij met gelovigen over de hele wereld deelt, is die van Johannes 17, een identieke boodschap als die van Vassula.
In het Ethiopië van vandaag, waar Rooms-katholieken van zowel de Latijns als de Oosterse rites 0,5 % van de Christelijke populatie vertegenwoordigen, hebben de Katholieken een voorbeeld voor de wereld neergezet door de Oosterse Juliaanse Kalender aan te houden voor de datum van Pasen. In Finland heeft zich het omgekeerde voorgedaan. Daar houdt de Orthodoxe minderheid de Westerse datum voor Pasen aan.
|