Doodzonden en Bevrijding
Doodzonden - ze benoemen en hun effect op ons, dan hoe vrij van ze te worden. Door Fr. Gavin Ashenden op de retraite in Rhodos, Griekenland - September 2012
Velen van ons hebben deze zomer genoten van het kijken naar de Olympische Spelen.
De discipline en prestaties van de atleten waren opmerkelijk en inspirerend.
Zij hongerden ernaar om in de strijd hun uiterste best te doen.
Zij gingen voor de gouden plak -
wij lopen voor de omhelzing van de liefde, voor de vreugde van de hemel, voor het wonder van de transformatie.
Het is geen verrassing dat Christenen naar atleten hebben gekeken en zeiden: “Dat is net zoals wij. Wij doen dat. We richten onze ogen ook op een doel en we zijn bereid om veel op te geven, onszelf te disciplineren en te worstelen, om het te redden.”
Dat is ook hoe Paulus spreekt.
1 Corinthiers 9: 24
“U weet het: alle hardlopers in het stadion rennen om het hardst, maar slechts één wint er. Ren dan om te winnen!” ... “Ik hard mijzelf en houd mij onder strikte tucht om niet, na voor anderen gepredikt te hebben, zelf verworpen te worden.“
Monniken en nonnen worden vaak atleten van het geestelijk leven genoemd.
Maar elke gedoopte Christen is geroepen om een atleet van de Heilige Geest te zijn, want we worstelen met het leven van de Heilige Geest in de ene hand en onze lagere natuur in de andere; - de lagere natuur theologisch genoemd: het vlees, in de brieven van Paulus.
Als mensen zitten we gevangen tussen aan de ene kant de dieren en aan de andere kant de engelen, en we zien, zelfs in dit leven, het zichtbare proces van mensen die steeds of meer engelachtig worden of meer beestachtig.
Maar we zijn óók betrokken bij een voortdurende strijd, want we hebben twee naturen, vlees en Geest, verstrengeld in één. Twee naturen, Adam en Christus, die ernaar streven in elk van ons te worden gevormd.
Er is geen plaats voor neutraliteit: we zitten gevangen tussen hemel en hel, en onze Heer - die zowel Schepper en Verlosser is – doet en heeft gedaan, alles wat mogelijk is, tot aan het vergieten van Zijn eigen Bloed, het verliezen van Zijn eigen Leven, de confrontatie in Getsemane en op het Kruis van al datgene dat kwaad is, om ons naar de hemel brengen.
Maar als we terugkeren naar het beeld van de atleet, is onze strijd meer zoals die van de Paralympics, waar de atleten allemaal invalide zijn.
Want hoewel we ze bij elkaar niet eenvoudig kunnen zien, ieder van ons zal met zijn wonden komen te worstelen - en met verschillende en meestal verborgen lasten die we allemaal dragen.
Eén van de redenen waarom we nooit elkaars vooruitgang dienen te beoordelen, is dat we niet kunnen zeggen welke wonden de ander draagt – noch wat belast.
Dus weten we dat we het flink moeten proberen, maar met zoals alles in het leven, flink proberen is een deel van de oplossing - maar leren hoe het beter te doen, is ook (onder)deel daarvan.
Elke strijd heeft ook een techniek - hints - die ons gaandeweg kunnen helpen, al was het maar om duidelijker te identificeren wat de strijd is.
BEDRIEGELIJKE ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN
Eén van de kenmerken van onze huidige cultuur is dat de Kerk om twee andere bronnen draait in plaats van om de spirituele focus.
De eerste is de politiek. We moeten niet bang zijn om de politieke krachten tegen te spreken die het gevangenzetten van de Kerk tot doel hebben en menselijke zielen verwonden. Maar evenzo moeten we niet denken dat de politieke wapens ons het Koninkrijk der Hemelen doen verkrijgen. Jezus was geen politieke Messias, ondanks al Judas’ energieke ingevingen.
Christenen proberen te vaak om de problemen van de wereld op te lossen door gebruik te maken van politieke macht voor goede doeleinden. We doen dit deels omdat we blind zijn geworden voor de realiteit van de geestelijke wereld.
Maar de echte transformatie van de samenleving ligt in de transformatie van de mensen in deze samenleving, en dat vereist de strijd tegen de zonde die ons anders corrumpeert en verlamt.
De andere kant die de Kerk is opgegaan om het gewicht van de zonde daarnaar toe te verschuiven, is de psychologie.
Het seculiere Christendom is gevallen voor de Freudiaanse leugen dat de strijd met ons donkere zelf en neuroses bevordert.
Freud had er voldoende van begrepen dat er een strijd was tussen oerkrachten en geweten. Maar hij koos ervoor om de legitimiteit van oer-energie te bevestigen, de Id (instinctual drives), en de legitimiteit van het geweten, het superego, te ondermijnen. En het ergste van alles, hij ‘richtte de relatie op’ tussen spirituele ervaring en ondeugdelijke geestelijke stabiliteit of waanzin, - een leugen die de wereld direct en enthousiast in zijn geheel voor zoete koek aannam.
De Freudiaanse leugen houdt vol dat de strijd tussen onze lagere en primitieve energie tot repressie (onderdrukking) zou leiden en dat repressie slecht is.
Dus vecht niet, maar praat in plaats daarvan met een therapeut.
Op hetzelfde moment, voor in het geval Freuds afkeer van religie en spiritualiteit niet iedereen te pakken kreeg, verscheen een alternatieve leugen voor hen die meer instinctief spiritueel zijn, in het werk van Carl Gustav Jung. De Jungiaanse leugen is dat ‘het zelf’ de god is. Dat onze vergoddelijking in het besef ligt dat wij god zijn. En ten tweede dat er geen kwaad is, alleen schaduw, en dat de schaduw niet moet worden afgewezen maar verwelkomd om te zorgen voor psychologische heelheid.
In het licht van de valse belofte - dat onze redding ligt in het brengen van het Koninkrijk van de Hemel door gebruikmaking van politieke energie, óf dat de menselijke gezondheid ligt in het opgeven van de strijd en het onszelf omvormen in mini-goden - wenden we ons af van de corruptie van de seculiere modellen, en naar de Heilige Schrift en de Traditie.
De worsteling
De Heilige Schrift is natuurlijk volkomen duidelijk als we deze voor zichzelf laten spreken.
Want wij worstelen niet tegen vlees en bloed, maar tegen de heersers, tegen de autoriteiten, tegen de kosmische krachten van deze huidige duisternis, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. (Efez. 6:11-13)
De WLIG-boodschappen zijn natuurlijk de meest duidelijke en eenduidige bron van autoriteit om ons te helpen aangaande onze meer seculiere culturele instincten: vlees versus geest.
De Heilige Paulus herinnert ons aan de aard van de gemeenschappelijke geestelijke strijd:
"…leef volgens de Geest, dan zult u niet toegeven aan uw zondige begeerte. Want de zondige natuur begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen de zondige natuur in, want ze zijn elkaars tegenstanders, zodat u juist niet doet wat u zou willen doen.". (Gal. 5:16-17)
Maar het grootste deel van de worsteling waarmee we geconfronteerd worden verloopt rustig, bijna in het geheim, in het alledaagse en de gewone momenten van het dagelijks leven.
Voor de vijand is het geen groot voordeel om onze verleiding om te zetten in drama. Het is veel effectiever om de verleiding langzaam en met subtiliteit te laten verlopen, zodat het nauwelijks wordt opgemerkt.
Er bestaat een verhaal waarin je wordt geadviseerd over hoe je een kikker kunt koken.
Als je een kikker in een pan met kokend water doet springt hij er met een reflex meteen weer uit.
Hij is gewond, maar niet gedood of gekookt. Dus zet je hem in een pan met lauw water die je heel langzaam laat opwarmen.
Er is geen enkel moment dat de kikker in paniek geraakt als de verandering van de temperatuur langzaam en subtiel verloopt. Maar hij eindigt gekookt.
En zo gaat het ook met veel verleidingen waarvan we te lijden hebben.
We weten hoe we dienen te worstelen met een aantal van de grote issues.
Maar vaak zijn het die, welke klein beginnen, die door onze verdediging dringen en worden 'genormaliseerd'.
Maar nu we de aard van de worsteling waarmee we geconfronteerd worden opnieuw hebben benadrukt, is het onze taak om manieren te vinden om onszelf te verdedigen tegen de verleidingen die ons worden gepresenteerd.
De tijd en ruimte die we hebben is beperkt, dus ik hoop dat u mij datgene wat mogelijk ontbreekt aan dit overzicht, niet kwalijk neemt. Eeuwen van klooster- en andere aandacht zijn gewijd aan deze zaken.
DOODZONDEN
Nu, ten eerste moeten we onze voorwaarden bepalen. Wat bedoelen we hiermee?
In het Christelijk Orthodox Oosten is er geen onderscheid zoals dat er in het Westen is tussen doodzonden en dagelijkse zonden.
Een doodzonde onder de Orthodoxen is simpelweg een zonde waarvan we niet bekeren. Elke niet bekeerde zonde kan leiden tot onze geestelijke dood.
De theologie in het Westen houdt van patronen en systemen. En dus begonnen de mensen lijsten te maken van de meer serieuze verleidingen en zonden, waarmee we op onze pelgrimstocht geconfronteerd worden.
De monnik Evagrius van Pontus, een heldhaftige atleet van de geestelijke strijd aan wie we deze ochtend bijzondere aandacht gaan schenken, maakte een dergelijke lijst in + het jaar 375.
Hij begon het leven in Constantinopel, waar hij verliefd werd op een getrouwde vrouw en vluchtte van deze ontmoeting naar Jeruzalem. Vandaaruit werd hij een monnik in Egypte.
Hij was het, die als eerste voorstelde dat er 8 hoofdzonden of gedachten waren:
De acht verleidelijke gedachten (logismoi), bevatten in zichzelf elke [verleidende-] impuls:
1. Gulzigheid
2. Seksuele immoraliteit
3. Liefde voor geld
4. Verdriet
5. Toorn
6. Arcadia, idylle
7. IJdelheid
8. Hoogmoed, trots
Hij schreef: "Of deze gedachten in staat zijn om wel of niet de ziel te verstoren is niet aan ons, maar of ze blijven hangen of niet, en of ze passies opwekken of niet, dát is aan ons". In het jaar 590 bracht Paus Gregorius enkele veranderingen aan, liet enkele (verleidende) gedachten vervallen en voegde “afgunst” aan de lijst toe en zij worden: "de Zeven Hoofdzonden".
Ik wil niet concurreren met Paus Gregorius, maar in de korte tijd die we hebben wil ik deze verleidingen verder samenvatten.
Ik merk op dat Evagrius drie groepen heeft, bestaande uit verlangens, gevoelens en status.
Onder ‘Verlangens’ wil ik de volgende categorieën samenvatten:
1. Hebzucht: deze omvat in het bijzonder: Wellust (seks, maar houdt ook voedsel en geld in)
2. Wanordelijke gevoelens: woede, kwaadheid
3. Status: hoogmoed en wanhoop
Het was ergens in het laatste decennium van de vierde eeuw, toen een monnik genaamd Loukios aan Evagrius van Pontus schreef, die op dat moment één van de toonaangevende spirituele gidsen onder de monniken van de Egyptische woestijn was.
Loukios vroeg Evagrius voor hem een verhandeling op te stellen die de tactiek van de demonen zou verklaren die proberen het monastieke leven te ondermijnen. Loukios hoopte er op dat een dergelijk werk hem en anderen zou helpen om meer succes te hebben in het weerstaan van de kwade suggesties die de demonen maken.
In reactie hierop stuurde Evagrius aan Loukios een brief, nu bekend als zijn vierde, en een kopie van het werk van 'Antirrhētikos', dat het beste vertaald kan worden als 'Terug Praten'. Onder de monniken van de late oudheid en het vroege Byzantijnse Rijk, werd het één van de meest populaire boeken van Evagrius.
Het ingenieuze van 'Terug Praten' is dat we niet worden overgelaten aan het slachtoffer zijn van de constante, ondermijnende aanval van corruptie waarbij we enkel grijnzen, die we enkel dragen en weerstaan, zo goed als mogelijk, maar waarbij we terugpraten. Een vorm van vierde-eeuws 'pelgrim empowerment'.
In ‘Terug Praten’ worden we voorzien van de gedachten, omstandigheden en angsten waarmee de demonen de monnik aanvielen, en we krijgen een primaire strategie aangereikt in de worsteling om dergelijke aanvallen te overwinnen: antirrhēsis, bestaande uit het spreken van relevante passages uit de Bijbel die in tegenspraak zijn of, zoals Evagrius zegt, de demonische suggesties afkappen.
Evagrius bundelt 498 stukken van de Heilige Schrift, die hij naar gebruik rangschikt om verschillende soorten van stemmen, demonen of verleidingen te confronteren. We gaan deze ochtend een aantal hiervan in dit artikel gebruiken als we kijken naar de verleidingen om te zondigen waarmee we geconfronteerd worden.
ALGEMEEN ADVIES
Als we de vraag stellen hoeveel van de problemen die we te lijden hebben direct demonisch zijn en hoeveel gewoon het gevolg is van onze eigen gebrekkige natuur, dan is het voor ons een troost te weten dat Evagrius dezelfde vraag heeft gesteld.
Evagrius nam niet de moeite om onderscheid te maken tussen denken en demonische impuls. Hij ziet de twee als vermengd; het resulteert in hetzelfde.
John Cassian deed dit wel en gaf aan de stimulans van onze gevallen natuur meer gewicht. Hij sprak vaker en eerder van ondeugden dan van demonen en - door het plaatsen van het verleidingsconflict van de monnik - meer vanuit een innerlijke verdeling tussen de gevallen geest van de mens en het vlees, meer vanuit de kosmische verdeling van Evagrius' tussen mensen en demonen. Ik wil voorstellen dat het antwoord eenvoudig zou kunnen zijn, dat het één het andere verergert. Onze eigen natuur, gebrekkig als die is, veroorzaakt ons reeds problemen met wanordelijke eetwellusten, maar de demonische dimensie geeft een grotere intensiteit en energie aan onze eigen natuurlijke staat. Ik denk dat dit betekent dat we allereerst onze eigen natuur en bepaalde kwetsbaarheden ter discussie moeten stellen en vervolgens de omstandigheid in de demonische dimensie.
VOORBEREIDING
Ons dagelijks gebed is het beste middel om onszelf te beschermen tegen het bekrachtigen van onze ongeordende eetwellusten door de vijand.
Onze situatie is een uitgebreid beeld van de discipelen in de Hof van Gethsemane. Onze Heer vraagt ons om wakker te blijven - om alert te blijven - en we zijn zo vaak overvallen door afleiding en geestelijke slaap. Onze dagelijkse gebeden en de voortdurende herinnering aan de aanwezigheid van de Heer zijn de essenties vanwaar onze weerstand tegen de verleidingen vandaan komt.
De ernst van de situatie wordt nog versterkt door onze Heer die ons in de WLIG-boodschappen duidelijk maakt dat Hij wil dat we elke dag het gebed tot de Heilige Michaël bidden. De oorsprong van dit gebed mag dan niet bij iedereen bekend zijn, maar markeert de context van de geestelijke strijd die in onze tijd buitengewoon hevig is.
Paus Leo XIII (overleden in 1903) had een profetische visie van de komende eeuw van verdriet en oorlog. Na de Mis gevierd te hebben voerde de Heilige Vader overleg met zijn kardinalen. Plotseling viel hij op de grond. De kardinalen lieten onmiddellijk een arts roepen. Er was geen polsslag meer en het overlijden van de Heilige Vader werd gevreesd. Net zo plotseling, werd Paus Leo wakker en zei: "Wat een afschuwelijk tafereel dat ik mocht zien!" In dit visioen gaf God Satan een eeuw te kiezen om zijn meest kwaadaardige werk tegen de Kerk te doen. De duivel koos de twintigste eeuw. De Heilige Vader was zo geraakt door dit visioen, dat hij het gebed tot Heilige Aartsengel Michaël opstelde. In 1886 beval Paus Leo dat dit gebed aan het einde van de Mis in gezegd moest worden.
Toen paus Paulus VI in 1968 de Novus Ordo van de Mis afkondigde, werd het gebed tot de Heilige Michaël en het lezen van het ‘laatste evangelie’ aan het einde van de Mis, weggelaten.
Maar in 1994 moedigde een meer alerte Johannes Paulus II tot het weer bidden van dit gebed.
SPECIFIEK ADVIES 'Terug Praten'
Evagrius wijst erop dat toen Jezus Satan tegenkwam in de wildernis, Hij, in het hoofdzakelijke conflict dat daar plaatsvond, gebruikmaakte van de techniek van het tot de Heilige Schrift wenden en terug praten. Hij accepteerde het kader van Satan niet - zijn haak met zijn aas - Hij argumenteerde niet vanuit de invalshoek van Satan. Hij diagnosticeerde opnieuw het probleem door zich tot de Heilige Schrift te wenden en door de Heilige Schrift de confrontatie aan te laten gaan. Het Woord van God gebruikte het woord van God.
In feite reageerde Jezus "altijd" op Zijn aanvaller met Bijbelse verwijzingen, gedurende Zijn hele bediening, zowel in Zijn interacties met de mens als met demonische tegenstanders (bijv. Marc. 2:23-27). Dus laten we ons wenden tot de doodzonden en hoe we ze zouden kunnen identificeren en ze ontwijken.
We beginnen met
Ad. 1 HEBZUCHT EN WELLUST
Beiden zijn wanordelijke begeerten, maar Wellust kan gezien worden als een aspect van Hebzucht. In de WLIG-boodschappen vinden we Wellust tegenover Armoede:
“Ik weet hoe velen van je broeders je de rug hebben toegekeerd. Dat zijn, Mijn beminde, die herders die niets weten, niets voelen. Ze gaan allen hun eigen weg, ieder jaagt zijn eigen interesses na, de Dwaasheid dienend in plaats van de Wijsheid, Wellust in plaats van Soberheid, Ongehoorzaamheid in plaats van Gehoorzaamheid.” (20 september 1989)
Ik kende eens een kapelaan van de Bisschop die zei dat een deel van zijn taak bestond uit ‘tussen beiden te komen’ wanneer er problemen resen tussen de bisschop en de priesters. En dat hij gewend was geraakt aan een drietal indelingen van priesters. Niet de indeling van Anglicaans of Katholiek, Liberaal of Evangelisch, maar in plaats daarvan naar een drietal begeerten: geld, seks of drank.
Er zijn natuurlijk slechts drie verschillende soorten van Hebzucht, en het laat geen twijfel dat verschillende karakters kwetsbaarder zijn voor het ene soort hebzucht dan voor het andere.
Dus misschien is wel het eerste wat we ons moeten afvragen, waar we het zwakst zijn in termen van onze verstoorde begeerten, want het is daarop dat de demonen zich zullen concentreren met hun aandacht.
We moeten ook kennisnemen van het feit dat ze altijd klein beginnen om uiteindelijk groot te eindigen. Elke verleiding die zich aan ons opdringt op basis van een schaal zo klein, dat het niets is om ons zorgen over te maken, is iets waaróver we ons zorgen moeten maken!
Inderdaad de grootte van de schaal mag niet zo belangrijk zijn - in Gods ogen. Evenmin of er niet of wel naar gehandeld is, of enkel welkom is in onze gedachten.
Ik denk dat ik meer begrijp van wat onze Heer bedoelde toen Hij zei dat, naar een vrouw kijken met verlangen, in feite overspel plegen was. Dit wordt vaak door commentatoren gezien als Semitische overdrijving of een hyperbool, maar ik denk dat wat Hij bedoelde is dat de geestelijke wereld uiteindelijk net zo echt is als het materiële gebied.
Wat ik bedoel is dit. Engelen zijn niet minder echt dan mensen alleen maar omdat ze geest zijn. We accepteren dat. Maar dit betekent ook dat als we instemmen met een zonde in onze geest - of in onze verbeelding om een meer vertrouwd woord te gebruiken - het nog steeds echt is in de dimensie van God. God ziet zowel materie en geest als echt. Misschien is in veel opzichten geest meer echt dan materie. Maar wat dit dus betekent is dat de zonde altijd plaatsvindt, ongeacht of het wel of niet fysiek wordt opgevolgd.
In zekere zin ligt dit voor de hand. De trots waartoe we komen is een houding. Deze is niet minder zondig voor het bestaan ervan in de geest, dan voor het hebben van consequenties wanneer zij opgevolgd wordt.
Het was inderdaad voor CS Lewis gebruikelijk om te zeggen dat de meest gevaarlijke zonden precies die zijn, die niet in materie zichtbaar zijn; zowel omdat ze onzichtbaar zijn als ook omdat het gebied van de geest waar ze actief zijn, een meer ernstige omgeving is.
Wat betekent dit?
Dit betekent dat we de verbeelding van de wereld van onze gedachten, net zo serieus nemen als de wereld van onze handen.
Jezus benadrukt hetzelfde als Hij ons uitnodigt om ons te verzoenen met onze broeder voordat we naar het altaar gaan om God te ontmoeten. Waarom? Omdat de zonde van de houding, wezenlijk genoeg is om een ontmoeting met God in de weg staan.
Maar betekent dit dat we schuldig zijn al naargelang van wat er in de wereld van onze gedachten gebeurt?
Evagrius zou zeggen dat veel van de gedachten er zijn geplaatst door de demonen.
Die komen ongevraagd tot ons. We waren niet van plan of hebben niet gepland ze te maken - ze overkomen ons.
Waar het om gaat is de mate waarin we toestemming geven - en dat is de reden waarom het nuttig is om ze op te merken en ze dan zo snel als mogelijk te bestraffen!
Mijn eigen reactie als ik merk dat ik me plotseling op een andere route in de verbeelding bevind die ik niet had moeten nemen, is om de gedachte te berispen.
"Aha – ik heb je gezien - en nu ik heb gezien wat je van plan bent, keur ik je af."
Gevolgd door de korte doopverklaring:
"Ik wend mij tot Christus, ik heb berouw van mijn zonden, ik zweer het kwaad af."
En dat vervolgens laten opvolgen door het bidden van het Jezusgebed, of een tientje van de Rozenkrans.
De Heilige Ambrosius van Optina (een Russische monnik en Staretz uit de 19e eeuw):
"Een ascetische vrouw werd voor een lange tijd belegerd door onreine gedachten. Wanneer de Heer kwam en Hij ze van haar weg wierp, riep ze tot Hem: “Waar was je voorheen, o mijn lieve Jezus?” De Heer antwoordde: "Ik was in je hart.” Toen zei ze: “Hoe zou dat kunnen? Want mijn hart was vol van onreine gedachten.” De Heer zei tegen haar: “Weet dat ik in je hart was, want je was niet overgeleverd aan de onreine gedachten, maar je streed ervoor om er vrij van te zijn; en als je niet in staat was om vrij te zijn, worstelde je en was je bedroefd. Hierdoor bereidde je voor mij een plaats in je hart."
Of de wellust die in ons aangescherpt wordt en die ons verleidt nu geld, seks of drank is, de achterliggende blijft altijd dezelfde. Het is de belofte van comfort. Natuurlijk is deze belofte vals, het is een leugen.
Het is een leugen op twee niveaus.
De wereld van wellust is een onware wereld, die we verzinnen in onze eigen verbeelding waar we God worden.
We creëren een wereld van fantasie waar geen relatie is; we dwingen enkel een script en drama op aan het object van onze verbeelding door middel van verlangen.
Wij creëren een drama waar geen relatie is, geen wederkerigheid, geen verantwoording, maar enkel manipulatie van de verbeelding om een oppervlakkig genot op basis van een bedrog voort te brengen.
Het comfort is afgeleid van een leugen.
Maar natuurlijk is het niet enkel wellust waardoor we van beelden worden voorzien, ontworpen in onze verbeelding om ons te behagen.
HEILIGE VERBEELDING
Het gebeurt ook als we in ons hoofd verbeeldingen en drama’s van wraak creëren. Het is maar al te gemakkelijk toe te geven aan de beelden waarvan we onszelf kunnen voorzien, waarin we herschrijven wat er met ons is gebeurd, om zo troost, verlichting of wraak te verkrijgen.
Hoe kunnen we omgaan met de beelden en de verleiding van onze verbeelding als we onszelf getrokken voelen naar en in de valse wereld die wellust schept?
De heilige Paulus suggereert dat we elke gedachte gevangen nemen en naar Christus brengen.
2 Cor. 10:4-6
“De wapens waarmee wij strijden zijn niet menselijk, ze zijn geladen met Gods kracht, in staat om elk bolwerk neer te halen. Wij werpen redeneringen omver, elke verschansing die wordt opgeworpen tegen de kennis van God. Wij nemen elke gedachte gevangen om haar tot gehoorzaamheid aan Christus te brengen, en wij staan klaar om elke ongehoorzaamheid te straffen, zodra uw gehoorzaamheid volmaakt is.”
Als de verbeelding wordt toegeëigend door gedachten die beelden van mensen manipuleren om te voldoen aan ongepast comfort, kunnen we ofwel de gedachten weigeren óf ze ondermijnen.
Weigeren kan soms moeilijk zijn. Hoe meer wij ons afwenden van iets wat een vervoering is, hoe meer vermogen het kan hebben om ons te achtervolgen.
Maar wat als we Christus in het drama introduceren?
Waar dan ook onze verbeeldingen hun eigen weg willen gaan om een valse troost te produceren voor zaken op het gebied van wellust of wraak, er is een manier om de gedachte gevangen te nemen en tot Christus te brengen.
In onze verbeelding kunnen we, in plaats van het ons overgeven aan het valse comfort en plezier, direct de verbeelding dirigeren in de vorm van een wakende meditatie.
Wiens beeld ook zijn weg heeft gevonden in onze geest, we accepteren en ondergaan niet zomaar de situatie, we kunnen proactief handelen. Wij kunnen eenieder die het beeld vertegenwoordigt naar de voet van het Kruis brengen.
Er kunnen rare dingen gebeuren in deze vorm van wakende meditatie. Het is bijna alsof het drama een eigen leven heeft.
We nemen de persoon in kwestie bij de hand, bij de arm, en we nodigen hem uit om te volgen en met ons mee te komen, en we laten hem lopen naar de voet van het Kruis, en we laten hem kennismaken met Jezus die vanaf het Kruis naar beneden kijkt.
En dan laten we de persoon, het beeld, achter in de aanwezigheid van Jezus.
Sommigen, zo heb ik gemerkt, zijn blij om Hem te zien, sommigen proberen zich voor Hem te verbergen, sommigen willen Hem mijden - maar vaak gebeurt iets heel diepzinnigs tussen hen.
Dus in plaats van enkel de verleiding te bestrijden, ondermijnen we haar ook door haar in de tegenwoordigheid van Christus te brengen. In plaats van te worstelen met demonische verlangens hebben we het moment omgedraaid in een ontmoeting met Christus en een tussenkomst voor zijn/haar welzijn, in plaats van vals comfort voor ons.
Wanneer de stem of het beeld komt - neem ze mee naar Jezus!
HEILIG KIJKEN
Het lijkt me dat ons kijken en de wijze van ons kijken een manier kan zijn waarop we met verleiding omgaan.
We weten allemaal dat er bepaalde beelden zijn waarvan het beter is om er niet naar te kijken - een soort in bewaringneming van de ogen. Maar op dezelfde manier waarop we een blik op iets werpen of onze zienswijze wijzigen en naar iets kijken, kunnen we ook onderzoekend naar iets kijken.
Dus veel van wat wordt aangeboden aan onze ogen is ontworpen om onze wellust of onze hebzucht op te wekken.
Ons hele cultuur van consumentisme en kapitalistische is uitgedacht door een aantal zeer spitsvondige mensen, die uitdokteren hoe door onze verdedigingen heen te komen en onze eetwellust te prikkelen.
Dus als we kijken, hoe kijken we?
Dante bleef in zijn grote gedicht ‘de Goddelijke Komedie’ zeggen: "Kijk. Maar kijk GOED."
Kijken we naar de buitenkant die wordt gepresenteerd, of kijken we met de ogen van onderscheiding, en vragen we de Heilige Geest om ons iets meer te tonen van de echte persoon of de echte gebeurtenis onder de huid van het lichaam, achter het uiterlijk, zodat we meer bewust worden van de realiteit achter de presentatie.
TERUG PRATEN
De Heilige Schrift, om de demonen van de hebzucht te bestrijden:
“Vandaag zult u weten dat de HEER uw God u bij het oversteken voorgaat als een verslindend vuur. Hij zal hen vernietigen en aan u onderwerpen, zoals de HEER uw God u beloofd heeft.” (Deut. 9:3)
“Hoe talrijk zijn mijn vijanden, Heer, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders, hoe talrijk zijn degenen die van mij denken: ‘God zal hem niet redden.’ Toch bent U levenslang een schild om mij heen, mijn glorie, U heft mijn hoofd omhoog.“ (Ps. 3:2-4)
Tegen de onreine gedachten die in ons volharden en vaak in ons obscene beelden verzinnelijken en ons intellect binden aan passies van verlangen in onze oneerbare ledematen (uit Terug Praten):
“Ga weg: kom niet dichterbij, boosdoeners, jullie allemaal, want de Heer hoort mij als ik ween. Hij hoort mijn smeken, de Heer aanvaardt mijn gebed.” (Ps. 6:9-10) 35.
Tegen de gedachten die ons dwingen om in een gesprek te blijven hangen met een getrouwde vrouw onder het voorwendsel dat ze ons vaak bezocht omdat ze geestelijk van ons profijt heeft:
“Waarom, mijn zoon, zou je je laten verrukken door een vreemde vrouw.” (Spr. 5:20)
Van Klaagliederen tot Jeremia 51.
Tot de Heer, betreffende de gedachten van ontucht die in mij volharden:
“Heer, zie mijn ellende, want de vijand triomfeert.” (Kl. 1:9)
Ad. 2 WANORDELIJKE GEVOELENS
WOEDE, KWAADHEID
Woede – kwaadheid - is één van de kenmerken van onze cultuur.
Het is interessant en verontrustend om te zien dat mensen steeds bozer worden.
Wederom, onze cultuur heeft onze menselijke reactie om boos te worden verdraaid en verward.
Therapie heeft een aantal zeer nuttige inzichten te bieden, vooral in het identificeren van verborgen kwaadheid. Voor sommige mensen, door hun angst om onaanvaardbaar te zijn als ze hun kwaadheid erkennen, of hun angst naar wat de kwaadheid zou kunnen doen als het wordt losgelaten, keert de kwaadheid naar binnen en draagt bij aan het gewicht van de depressie.
Maar onze therapeutische cultuur mag dan goed zijn in het uitgraven van de kwaadheid, maar minder goed in het helpen van mensen om ermee te leven of de oorzaken ervan te genezen.
Er zijn natuurlijk verschillende soorten van kwaadheid en verschillende contexten waarin kwaadheid wordt uitgedrukt.
Aristoteles maakte een onderscheid tussen drie soorten van kwaadheid:
1. Plotseling verlies van zelfbeheersing
2. Langdurige wrok en kwaadheid die wraak zoeken
3. Maar ook de stille kwaadheid die niet kon worden uitgedrukt omdat je niet de gelijke was van de persoon die jou had beledigd.
We willen er enkel op wijzen dat Aristoteles erkende dat er een spectrum van kwaadheden zijn, en hoe vanuit een christelijk oogpunt geleerd kan worden te onderscheiden die kwaadheid die niet zondig is van die welke dit wel is.
De heilige Paulus - in Efez. 4:26 - erkent de legitimiteit van sommige kwaadheden, maar ook haar gevaren en giftigheid:
“Wordt u boos, zondig dan niet. De zon mag over uw kwaadheid niet ondergaan;”
Er is een kwaadheid als reactie op onrecht of wreedheid of godslastering, dat is een moreel legitiem antwoord. Maar hoe we de kwaadheid dienen te gebruiken en er uitdrukking aan te geven is meer problematisch.
In de WLIG-boodschappen zijn er waarschuwingen over kwaadheid. Wij worden gewezen op de archetypische kwaadheid van Kaïn tegenover Abel, die leidde tot moord.
We herinneren ons ook dat de duivel wordt beschreven als een 'moordenaar' en kwaadheid en razernij zijn de natuurlijke vergiften waarmee hij in onze harten probeert te infiltreren. Alhoewel we ons rechtvaardig voelen, is er altijd het grote gevaar dat we een bijdrage leveren aan zijn dynamiek in plaats van aan het Koninkrijk van de Hemel.
Onze Heer Jezus bouwt een brug tussen de materiële wereld en de spirituele wereld als Hij kwaadheid verbindt aan moord.
Mat. 5:21-26:
"Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie “leeghoofd” zegt tegen zijn broeder, zal uitgeleverd worden aan het Sanhedrin. En wie “domkop” zegt, zal uitgeleverd worden aan het hellevuur.
Dus als je je offergave naar het altaar brengt, en je herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave daar voor het altaar achter, en ga je eerst verzoenen met je broeder, en kom dan terug om je offergave te brengen.”
Er is het voor de hand liggende gevaar dat kwaadheid in het hart of geest kan overslaan in actie in de materiële wereld. Maar Jezus’ onderwijs, evenals bij overspel, zegt meer dan dat. De wereld van de geest is er eentje waar zelfs als dingen niet worden waargenomen dat ze echt zijn, wederom soms méér echt is dan de materiële wereld waar we meer eenvoudig kunnen evalueren en meten. En dus kan de verleiding van kwaadheid en razernij een verleiding van moord in het hart zijn, op dezelfde manier als het kijken en verbeelden van seksuele intimiteit overspel in het hart is. De Woestijnvaders vertellen een verhaal:
Net als de heilige Benedictus, lossen we een probleem niet op als we het met ons meedragen, door te bewegen.
"Op een dag vulde een monnik zijn kruik met water en zette deze op de grond. Plotseling viel deze om. Hij vulde hem weer en weer viel hij om. Het gebeurde zelfs een derde keer. Woedend greep hij hem en sloeg hem stuk. Toen hij weer tot bezinning was gekomen besefte hij dat de demon van kwaadheid met hem de spot had gedreven, en hij zei: ‘hier ben ik, in mijn eentje en hij heeft me verslagen. Ik zal naar de gemeenschap terugkeren. Waar je ook woont, je moet je inspannen, je moet geduld hebben, en bovenal: je hebt Gods hulp nodig.’ Dus stond hij op en ging terug.”
Eén van de broers vroeg Isodore, de priester van Scetius, waarom de demonen zo bang voor hem waren. En hij antwoordde:
"Sinds ik een monnik ben heb ik geprobeerd om kwaadheid niet verder dan mijn mond te laten rijzen."
De verleiding om kwaad te worden is diepgaand. En nogmaals, het gaat meestal gepaard met een demonische leugen dat onze kwaadheid volkomen gerechtvaardigd zou zijn. We zijn maar al te graag aan het repeteren hoe iemand ons gekwetst of verwond heeft, zonder ooit het effect van ons leven op iemand te kennen, van onze woorden en van ons gedrag. We weten niet waar gerechtigheid ligt tussen onszelf en hen tegen wie we zijn uitgevallen. Het is daarom dat het christelijke tegengif voor kwaadheid en razernij het toekeren van de andere wang is, en het tegengif om het gif van de demonen op te dweilen met de nederige vergeving van de Christus.
Hoe kunnen we ontkomen aan het lokaas van deze gevaarlijke zonde?
In de WLIG-boodschappen worden we keer op keer eraan herinnerd dat onze Heer slachtofferzielen zoekt die bereid zijn om voor Hem te lijden, maar ook omwille van de hele wereld. Als we boos worden eisen we ons recht op – zeker zijn we gerechtigd dit te doen. Zelfs wanneer we in het recht staan, in de beperkte beleving dat de andere persoon zich slechter gedroeg dan dat wij dit deden, we staan nooit volledig in het recht. Geen incident kan worden geïsoleerd van de rest van ons leven, - we hebben nimmer een moreel krediet bij God en we hebben dus nooit het recht om moreel verheven condities te claimen, zelfs niet door het isoleren van het incident waarover we boos zijn. We blijven altijd de tollenaar die de Heer smeekt: wees mij genadig - de zondaar.
We zouden ook onze Heer om de genade kunnen vragen om anders te kunnen zien. Ik had ooit een diepgaande destructieve relatie met een andere man die mij wat kwaad had aangedaan, en die weigerde zich met mij te laten verzoenen als ik daarom vroeg. Vanuit mijn eigen zienswijze leek ik geheel in ‘mijn recht’ te staan (hoewel ik nu na enkele jaren denk dat ik mijn morele kracht van mijn positie overschatte).
Ineens zag ik hem, niet als een mens, maar als een kind van ongeveer acht, ineengedoken in een hoekje, zielsongelukkig en bijna in de foetuspositie. Hij leed zwaar in zijn ziel en deed dit al een lange tijd. Toen ik zag hoe hij leed en hoe ellendig hij was, was ik in staat om hem vrijelijk te vergeven voor de schade die hij mij had berokkend, en kon ik voor hem bronnen van liefde en mededogen vinden die mijn kwaadheid nooit zou hebben getolereerd.
TERUG PRATEN
Bijbelse teksten voor het beantwoorden van de demon van woede, kwaadheid.
Tegen de gedachten van kwaadheid die ontstaan in de loop van een rechtschapen leven:
"Maak je onderweg geen zorgen." (Gen. 45:24).
Tegen de ziel die gedachten van kwaadheid aanvaardt en die jegens de broeders goddeloze voorwendsels en valse verdenkingen verzamelt:
"Weg met je kwaadheid, laat je razernij varen, wind je niet op – dat brengt maar ellende. De zondaars worden immers uitgeroeid, maar wie op de HEER bouwt zal het land bezitten." (Ps. 37:8-9)
Tegen de gedachte die goddeloze ideeën tegen een broeder verzamelt, bijvoorbeeld dat hij nalatig is of hij een lasteraar is of dat hij niet doet wat hij zou moeten doen:
“Beraam geen kwaad tegen je naaste terwijl hij zorgeloos naast je leeft." (Spr.3:29)
Tegen de gedachte van kwaadheid die ons ervan weerhoudt om hen die ons terecht tuchtigen met nederigheid te beantwoorden:
"Een vriendelijk antwoord doet de kwaadheid wijken, maar een krenkend woord wekt de kwaadheid op.” (Spr. 15:1)
Tegen het intellect dat niet barmhartig is, geen medelijden heeft met zijn vijand wanneer hij hem in bittere armoede ziet, en niet zijn vijandschap wil oplossen met een maaltijd:
"Als je vijand honger heeft, geef hem dan brood te eten; als hij dorst heeft, geef hem dan water te drinken: want zo stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd en de HEER zal het je belonen." (Spr. 25:21-22)
Tegen de gedachte die is geagiteerd over een broeder als gevolg van lusteloosheid:
"Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht." (Mat. 5:22)
Tegen de gedachte die vasthoudt aan wrok en probeert diegene die haar heeft gekwetst met kwaad terug te betalen:
"Vergeld niemand kwaad met kwaad. Heb het goede voor met alle mensen." (Rom. 12:17)
Tegen de gedachten die ons in verdriet onder dompelen over de tekortkomingen van broeders:
"help elkaars lasten te dragen; op die manier zult u de wet van Christus vervullen." (Gal. 6:2)
Tegen de gedachten van welke aard dan ook die worden geboren uit kwaadheid over allerlei aangelegenheden:
"Alle wrok, drift, kwaadheid, geschreeuw en gevloek, kortom: alle boosaardigheid moet bij u verdwijnen." (Efez. 4:31)
Tegen de gedachten van kwaadheid die durven te morren over de dienstverlening aan de broeders:
“Doe alles zonder morren of tegenspreken, zodat u onberispelijk en onschuldig bent, onbesproken kinderen van God, te midden van een slinks en ontaard geslacht," (Fil. 2:14-15)
Tegen de gedachten die worden geboren uit haat en die het intellect moorddadig maken jegens een broeder:
"Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar, en u weet dat een moordenaar het eeuwig leven niet blijvend in zich heeft." (1 Joh. 3:15)
HOOGMOED, TROTS
Hoogmoed – trots - is natuurlijk de grootste misleiding. Het misleidt ons tot het doen geloven dat we autonomie en een onafhankelijkheid hebben en dit is geheel vals.
Niemand van ons heeft enige moeilijkheid om ermee in te stemmen dat hoogmoed gevaarlijk en moeilijk is. Ons probleem ligt daarin dat het zo bedrieglijk moeilijk is om het te herkennen. Het kruipt in onze zielen, langzaam en bedrieglijk.
De heilige Tichon van Zadonsk:
“Hoogmoed is een zeer afschuwelijke zonde, maar bijna niemand herkent het omdat het diep verborgen in het hart zit. Jezelf niet kennen is het beginpunt van de rit. Deze onwetendheid verblindt iemand, en dus wordt hij met hoogmoed gevuld. O, als die man zichzelf toch zou kennen! Hij zou nooit vervuld worden van hoogmoed."
In Maria Valtorta’s ‘Gedicht van de God-Mens’, waarschuwt Jezus Zijn discipelen:
"het is gemakkelijker voor een jongen of een alledaagse gelovige om gered te worden dan voor iemand die verheven is tot een bijzondere taak of missie. In het algemeen overweldigt de hoogmoed van hun roeping hen die geroepen zijn tot een speciale bestemming, en een dergelijke trots opent de deur naar Satan en verwerpt God. Het is makkelijker voor de sterren te vallen dan voor stenen." (Blz. 534, boek 3)
Het verschil tussen hoogmoed en één van de zonden van het vlees, zoals lust, is dat wanneer lust ons aanvalt, we dit zondermeer weten. De vroeg monastieke traditie erkende het als de meest krachtige en doordringende demonische energie, maar het was niet de meest dodelijke. Je had altijd door wat het was en dat het er was.
De meest dodelijke zonden waren hoogmoed en ijdelheid, omdat hun aanwezigheid verborgen is en in het geheim werkt; als een ziektekiem of een virus, die zich een weg baant naar de invasie van onze zielen, zo effectief dat we het niet eens bemerken wanneer we er door beetgenomen zijn.
Evagrius, Johannes Cassianus en de heilige Augustinus zagen allemaal hoogmoed als het middelpunt van de opstand van Adam. Het verlangen in ons om God te worden in de plaats van God, de kennis van goed en kwaad zoals God dat heeft, om te leven voor altijd door onze eigen autonomie, vinden hun wortels in hoogmoed.
Satans opstand werd gevoed door hoogmoed - de weigering om de onderste plaats te nemen.
En dus is deze opstand - deze constante reflex om onszelf naar de top te brengen, de plaats van grootste belang - alomtegenwoordig. Het gebeurt overal met de meesten van ons.
Maar het grote gevaar is dat we het heel vaak niet zien.
Ik herinner me dat ik een brief ontving van de Bisschop, mij uitnodigend om een Kanunnik te worden van de Kathedraal. Meteen zag ik het als een verleiding tot hoogmoed en besloot dat ik het uit nederigheid zou weigeren. En toen kreeg ik te horen dat de Bisschop beledigd zou zijn als ik het zou afwijzen en het zou zien als hoogmoed en niet als nederigheid. Dus ik accepteerde het en ondervond tot mijn schrik dat ik een weinig trots was op mijn nederigheid.
Ik werd gevangen.
Maar veel erger dan dat. Toen enkele jaren later er de uitnodiging kwam om uit het Bisdom weg te gaan, was tot mijn schrik één van mijn eerste reacties het stellen van de vraag: "Maar als ik dit doe, - kan ik dan de titel van Kanunnik behouden?!”
Hoe was dat gebeurd? In de loop van de tijd was ik gewend geraakt aan het gebruik van de titel, - het was 'van mij' geworden. Ik had me er heimelijk door laten voeden zonder het te bemerken en was de valse betekenis die het impliceerde als comfortabel gaan ervaren.
Maar ik had niet door gehad dat het gebeurde. Het gebeurde in het geheim. Ik werd me er pas van bewust door de symptomen, vanwege de mogelijke opheffing, die in mij geproduceerd werden. Ik was er trots op geworden en had het zelfs niet eens bemerkt.
Misschien is de realiteit dat we het niet kunnen tegenhouden, dat hoogmoed zijn weg vindt door de kieren van de verdedigingsbarricades die we hebben opgeworpen om onszelf ertegen te beschermen. We kunnen enkel vastbesloten zijn om te bekeren, als we zien waar het ons in zijn greep heeft.
Onnodig te zeggen dat het niet enkel ons eigen persoonlijke belang omvat, maar het belang van onze parochie of denominatie.
Hoe aardig we ook met elkaar zijn, in het geheim diep vanbinnen, geloven we maar al te vaak dat we in onze gemeenschap of denominatie een bijzonder charisma van God hebben, dat de anderen niet hebben.
De heilige Paulus nodigt ons uit om anderen als beter te zien dan onszelf. Maar we ontvluchten dit door ervanuit te gaan dat onze traditie, onze groep, onze hoek van het Christendom superieur is in waarheid of genade ten opzichte van die van anderen.
Het grote tegengif voor hoogmoed is natuurlijk het Jezusgebed:
"Heer Jezus Christus, Zoon van God, wees mij zondaar genadig."
Te bidden in de regelmaat van en even regelmatig als onze ademhaling.
Maar voor het geval we er te zeer gewend aan raken onszelf als 'een zondaar' beschouwen, als we bemerken dat we heimelijk hebben genipt aan het gif van hoogmoed, als we onszelf erop betrappen op iemand neer te kijken, gevangen in zonde, gevangen in domheid, of nog erger, iemand die bij ons hoogmoed oproept omdat hij klaarblijkelijk op ons neerkijkt ... dan is het tijd om ons onze eigen zonden te herinneren. En in het licht van onze eigen zwakheid en corruptie, kunnen we onszelf niet blijven beschermen door op anderen neer te kijken. Het is Jezus die dient te beschermen, en met Zijn vergeving.
JEZUS DE BESCHERMER VAN DIEGENEN DIE WE MINACHTEN
Hoogmoed kan een aantal vormen aannemen, waaronder een hekel hebben aan mensen waarop door ons wordt neergekeken - soms om redenen die ons volledig ontgaan - redenen die hun oorsprong vinden in het onbewuste en waarvan het dus moeilijk is of zelfs onmogelijk om rationeel te onderzoeken. En toch weten we dat we op een bepaalde manier op hen neerkijken, zelfs als we niet weten waarom.
Ik herinner me het gevoel van sterke afkeer - niet lang nadat aan de universiteit Christen werd - voor een medestudent in de faculteit Rechten. Ik had geen idee waarom ik op hem neerkeek, maar mijn gevoelens waren even zo sterk als ze incoherent waren.
Op een dag liep ik heel snel door een lange gang, om vervolgens rechtsaf naar een andere smalle gang te gaan. Ik was net deze gang ingelopen toen ik op datzelfde moment, aan het andere einde, de persoon naar me toe zag lopen waaraan ik zo’n hekel had.
Voor een fractie van een seconde aarzelde ik en vroeg me af of ik ineens 180 graden zou kunnen omdraaien en teruggaan om te voorkomen deze persoon tegemoet te lopen en vervolgens langs hem te lopen.
Net toen ik stond op het punt om op te treden, zag ik ineens dat er iemand naast hem was. Hij was lang en in het wit gekleed en had een baard, en ik meteen wist ik dat het Jezus was. Jezus had Zijn arm om de man heengeslagen en ze liepen samen op mij af.
Ik wist dat als ik me op mijn hielen omdraaide en weg zou lopen, ik mijn rug zou keren naar Jezus en van Hem zou weglopen - en uiteraard, dat kon ik niet.
Ik liep hen tegemoet, nauwelijks durfde ik mijn hoofd op te heffen en te kijken, zo beschaamd was ik over mijn bereidheid om mijn rug toe te keren naar Jezus en iemand die hij duidelijk liefhad.
De heilige Simeon van Sarov schreef:
"Je kunt niet te zacht, te vriendelijk zijn ... Elke veroordeling is van de duivel. Veroordeel elkaar nooit. We veroordelen anderen alleen omdat we schuwen onszelf te kennen. Als we naar onze eigen tekortkomingen kijken, zien we zo'n moeras dat niets in een ander het kan evenaren! Vandaar dat we ons afwenden en begaan we veel van de fouten van anderen. In plaats van anderen te veroordelen, streef ernaar innerlijke vrede te bereiken."
Ad. 3 HOOGMOED EN TWIJFEL AAN JEZELF
Er kan één ding raadselachtig voor je zijn, net zoals het voor mij raadselachtig was.
Hoe komt het dat dezelfde persoon - soms wijzelf – tekenen kunnen vertonen tekenen van hoogmoed, samengaande met het op andere mensen neerkijken met een air van superioriteit, terwijl tegelijkertijd een groot gebrek aan zelfvertrouwen of eigenwaarde wordt ervaren? Zijn deze ervaringen tegenstrijdig?
Er is een psychologische verklaring voor die te maken heeft met compenserende projectie, maar ik zal dat overlaten aan de psychologen. Ik ben geïnteresseerd in de spirituele uitleg en ik denk dat het deze is.
Beide houdingen of uiterlijkheden zijn natuurlijk gebaseerd op leugens.
De stem die in ons oor mompelt dat we een beter mens zijn dan anderen, is een leugenachtige stem - het is het gif van de demon die in ons hart wordt gegoten door onze oren. En feitelijk, het is niet waar.
Maar even zo de stem die ons bedreigt en ons vertelt dat we mislukkingen zijn en van geen betekenis, dat er niet om ons gegeven wordt, is ook een leugenachtige stem, - het gif van de demon dat in ons hart wordt gegoten. We zijn in feite geliefde kinderen van de Vader, zo kostbaar voor Hem dat Hij bereid zou zijn om een eindeloos lijden voor ons te verdragen om ons te herstellen.
Dus in plaats van een tegenstelling, zoals je zou verwachten, hebben we twee leugens die een conflicterend, tegenstrijdig gedrag produceren.
En beide leugens kunnen worden rechtgezet door de juiste recitatie van de Heilige Schrift.
DTERUG PRATEN
Teksten voor het bestrijden van demonstemmen van hoogmoed.
Tegen de gedachten die ons dwingen als gevolg van ijdele eer, om onze illustere manier van leven bekend te maken (uit Terug Praten):
"Laat een ander je roemen, niet je eigen mond; een vreemde, niet je eigen lippen." (Spr. 27:2)
Tegen de ziel die meer van de glorie van de mens houdt, dan van de kennis van Christus:
"Luister, iemand zegt: ‘Roep!’ En ik zeg: ‘Wat zal ik roepen?’ Alle mensen zijn gras en hun trouw is niets dan een veldbloem. Het gras verdort, de bloem verwelkt wanneer de adem van de Heer erover waait; zeker, dit volk is gras! Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt in eeuwigheid stand." (Jes. 40 :6-8)
Tot de Heer, met betrekking tot gedachten van glorie die in ons volharden en die een intellect naar beneden halen, die de demonen van kwaadheid, verdriet en hoogmoed al verwond hebben:
"Heer, genees mij, en ik zal gezond zijn, red mij, en ik zal veilig zijn, want U komt alle eer toe." (Jer. 17:14)
Tegen de gedachten van ijdelheid die de ziel dwingen lege woorden te spreken, en die ernaar streven het intellect te verstrikken in tijdelijke aangelegenheden, waardoor zij in ons ofwel verlangen of kwaadheid in beweging zetten, of die in het intellect obscene visioenen verzinnelijken die de toestand van zuiverheid bederft die ons gebed siert en kroont:
"Ik zeg u: over ieder zinloos woord dat de mensen spreken, zullen ze verantwoording moeten afleggen op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig bevonden worden en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden." (Mat. 12:36-37)
Tegen de ziel die wordt geplaagd door ijdelheid en verlangens om de wijsheid van de Grieken te leren:
“Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God.” (l Cor. 3:19)
Tegen de gedachte van ijdelheid dat wil roemen op de arbeid van een stabiele levenswijze:
“Als iemand wil roemen, moet hij roemen op de Heer. Want niet hij die zichzelf aanprijst, heeft de proef doorstaan, maar hij die geprezen wordt door de Heer.” (2 Cor. 10:17-18)
Tegen de gedachten van ijdelheid die de wereld zoeken en hun glorie verzinnelijken voor onze ogen:
"Verlies uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, woont de liefde van de Vader niet in hem." (1 Joh. 2:15)
Tot de Heer, met betrekking tot de gedachte van hoogmoed dat mij verheerlijkt onder het voorwendsel dat ik door mijn grote kracht de demonen van verdriet heb verworpen:
"Uw hand, Heer, heeft zich machtig getoond; uw hand sloeg de vijand neer. Degenen die U weerstonden hebt U gebroken, in al uw grootsheid. Het vuur van uw toorn liet U gaan: het verslond hen als stro." (Ex. 15:6-7)
Tegen de ziel die met trots veronderstelt dat zij op eigen kracht de demonen heeft overwonnen die zich verzetten tegen het door ons opvolgen van de geboden:
“En mocht de gedachte bij u opkomen: “Met mijn eigen kracht en met mijn sterke hand heb ik deze rijkdom verworven”, bedenk dan dat het de Heer uw God is die u kracht.“ (Deut. 8:17-18)
Tegen de godslasterlijke gedachte die de vrije wil in ons ontkende en die zei dat we zondigen en dat we niet gerechtvaardigd worden door onze eigen wil en dat daarom veroordeling niet terecht verordend is:
"Ik houd u vandaag leven en geluk voor, maar ook dood en ongeluk." (Deut. 30:15)
WANHOOP
Existentiele wanhoop
Veel mensen hier hebben mogelijk geleden aan een depressie. Inderdaad, depressie is uitgegroeid tot één van de meest voorkomende ziekten en aandoeningen van onze tijd.
Artsen worden overspoeld met patiënten die lijden aan een verlies van hoop en betekenis, en worden meegezogen in een draaikolk van zelfhaat en passiviteit.
Sommigen veroorzaakt door omstandigheden - reactieve depressie.
Sommigen veroorzaakt door de complexe innerlijke chemie en wonden toegebracht gedurende de menselijke reis door het leven, die nog niet zijn geheeld.
Sommige depressies worden simpelweg veroorzaakt door de afwezigheid van God in het leven van hen die zich nog tot Hem moeten wenden.
Maar er is een ander soort van depressie die we dienen te erkennen, en dit is demonische wanhoop.
Er zijn in het verleden periodes geweest waarin ik gevangen zat in een uitputtende wanhoop, waarvan mijn vrouw zich afvroeg wat voor soort van wanhoop het was?
Ze had een simpele test.
Ze liet dan een Rozenkrans in mijn schoot vallen en zei nogal kortaf: “Bid hem!"
Als de wanhoop een wanhoop van het vlees was, reikte ik met tegenzin en uitgeput naar de Rozenkans en begon de tientjes te mompelen.
Maar als ik reageerde met kwaadheid of met een muur van weigering, dan was de depressie veel meer een mengsel die ook het demonische behelsde. En dat betekende dat de Rozenkrans van vitaal belang werd - hoezeer de patiënt ook tegendraads zou kunnen zijn en zou weigeren.
Dan heeft men iemand nodig die voor ons bidt en met ons bidt, en wijzelf moeten zoeken naar de innerlijke vastberadenheid om niet door een vijand te worden gescheiden van de barmhartige liefde van God. En weet dat wijzelf niet die vijand zijn, maar in feite een agent uit de hel die ernaar verlangt dat wij wanhopig blijven.
De exacte mix van vlees en geest in een strijd is mogelijk niet evident voor onszelf, maar moet onze crisissen behandelen, zowel de crises van het vlees als van de geest, en de remedies voor beiden naar de worsteling brengen.
Morele wanhoop
Maar wat als de wanhoop komt omdat je met een bepaalde zonde aan het worstelen bent geweest, - een bepaalde zwakte, die voortdurend herwint?
Deze situatie kan tot de grootste wanhoop leiden en algehele verzwakking.
Men zal in de verleiding komen om het geloof op te geven - om te stoppen met het proberen volgen van Jezus, omdat men voortdurend op zijn gezicht valt met ernstige gevolgen en onze wil is te gebroken en te zwak om iets te overwinnen dat aanvoelt of zich gedraagt als nagenoeg een verslaving.
Dat is het punt waarop we moeten overwegen dat men in de greep zou kunnen zijn van een demonische kracht die in feite sterker is dan onze wil, en bevrijding zoeken.
We kunnen zelfs gebruikmaken van een zekere gerechtvaardigde kwaadheid, en in plaats van overweldigd te zijn met schuld en zelfhaat, de uitnodiging weerstaan om die afkeer tegen onszelf, te keren.
Onze Heer heeft geen hekel aan ons - Hij houdt genoeg van ons om voor ons te sterven, zelfs als we de enige persoon op aarde zouden zijn.
Onze afkeer en kwaadheid dienen te worden gereserveerd voor het kwaad dat ons heeft beetgenomen.
De Heer weet welke inspanningen we leveren om onze zonden te overwinnen.
Eén van de meest helende en behulpzaam passages uit de Bijbel is de plaats waar de heilige Paulus spreekt over een niveau van falen die de Christen tot wanhoop zou kunnen drijven, maar dat niet doet.
Rom. 7:15-8:1:
“Ik begrijp mijn eigen daden niet. Ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw. Maar als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, betekent dit dat ik met de wet instem en haar goed acht. In feite echter ben ìk het niet meer die handelt, maar de zonde die in mij huist. Ik ben mij ervan bewust dat er in mij, dat wil zeggen in mijn zondige natuur, niets goeds huist. De goede wil ligt binnen mijn bereik, maar niet de goede daad. Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil. Als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, ben ik niet meer de handelende persoon, maar de zonde die in mij huist.
Ik ontdek in mij dus deze wet: als ik het goede wil doen, dringt het kwade zich aan mij op. Mijn innerlijk schept behagen in Gods wet, maar in mijn handelen ontwaar ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn rede, en mij als gevangene uitlevert aan de wet van de zonde die in mij leeft. Rampzalige mens die ik ben! Wie zal mij redden van dit bestaan ten dode? God zij gedankt door Jezus Christus onze Heer! – Aan mijzelf overgelaten dien ik dus met mijn rede de wet van God, maar in mijn doen en laten de wet van de zonde.
Voor hen dus die in Christus Jezus zijn, bestaat er nu geen vonnis meer. De wet van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.”
Gezegend zij God voor eeuwig en altijd, we zijn vergeven, maar we zijn nog niet verlost.
En dus, in vertrouwen dat we niet veroordeeld zijn, wenden we ons naar de Kerk en naar diegenen die de macht en de autoriteit hebben om de demonische kracht te bestrijden waar we deze zelf niet kunnen overwinnen. En voor ons zal er natuurlijk de gelegenheid zijn om bevrijding te vragen, of een grotere bevrijding dan die we tot nu toe hebben gekend op zondagmiddag om 16.00 uur (Rhodos).
BEKERING EN BEVRIJDING
Alle zonden kunnen en zullen door te vragen worden vergeven, behalve één.
De zonde tegen de Heilige Geest.
Jezus zegt:
"’Ik verzeker u, alles zal de mensenkinderen vergeven worden, hun zonden en de lastertaal die ze gesproken hebben. Maar wie de heilige Geest lastert, krijgt in eeuwigheid geen vergeving, maar is schuldig aan een eeuwige zonde.’ Dit omdat ze zeiden: ‘Hij is in de macht van een onreine geest’." (Mar. 3:28-30)
De zonde tegen de Heilige Geest vindt plaats wanneer, wetende dat iets goed is, het kwaad genoemd wordt.
Er kan geen vergeving zijn omdat, op dat punt wanneer het volledig geïdentificeerd is met de leugen van Satan – welk is: met opzet het goede kwaad noemen – dit niet als een fout beschouwd kan worden, maar als een opzettelijke perversie van de werkelijkheid en de morele orde.
Maar voor al het andere is er vergeving.
Alle zonden zullen worden vergeven aan de kinderen van de mens.
Al je zonden zullen worden vergeven.
In de WLIG-boodschappen horen we onze Heer zeggen, dat alles wat Hij van ons nodig heeft is onze bekering.
Wat is berouw? - Het is een eenvoudige wending naar het licht met onze handen geopend voor hulp. De vastberadenheid om steeds opnieuw weg te stappen van wat dan ook dat komt tussen ons en onze Heer. Is er een limiet aan het aantal keren dat we ons kunnen wenden tot? Geen enkele. Elke dag, elk uur, worden we uitgenodigd om ons te wenden tot. En elke keer als we wenden tot, ontsnappen we aan veroordeling – we ontsnappen aan het kwaad, we ontsnappen aan ons lagere zelf.
Er is geen limiet aan vergeving.
Er is geen limiet aan ons wenden tot.
WLIG, feb-apr 2003 (III, de Heilige Geest):
“en Ik zal beantwoorden aan je smeking en je eraan herinneren dat vlees en bloed Ons Koninkrijk niet kunnen erven, want wat vergankelijk is kan niet erven wat eeuwig blijft; maak je geen zorgen, Ik zal je schuld vereffenen omdat je het verlangt, en Ik zal als een rivier in je stromen, je dorheid en steriliteit verfrissen; het door Mij verlaten zijn is de enige manier, samen met je berouw, om je geest om te vormen, om de geest van Christus te hebben en Onze Wil te ontdekken; om door te dringen in Gods motieven of Zijn methoden te begrijpen, zonder dat Ik in je ben, is onmogelijk, maar ik kan de deur tot kennis openen door Mijn transcendente Licht in jou, want Ik, de Vormeloze, zal vorm aannemen in je geest; als een schitterende Zon zal Ik Mijn Licht in jou ontsteken en doen herleven wat dood is, door je te vullen met deugden;”
In het licht van onze eigen beperkingen en falen, nodigt de Heer, wiens barmhartigheid en gerechtigheid elkaar in evenwicht houden, ons uit om te waken - om ons toe te rusten met de wapenuitrusting van God.
Zoals Paulus schrijft in Efez. 6:13:
“Grijp daarom naar de wapenrusting van God om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad en staande te blijven, strijdend tot het einde. Stel u op, de waarheid als een gordel om uw middel, de gerechtigheid als een pantser om uw borst, de ijver voor het evangelie van de vrede als schoeisel aan uw voeten. Draag steeds het schild van het geloof, waarmee u alle brandende pijlen van het kwaad kunt doven. Draag ook de helm van de redding en het zwaard van de Geest, dat wil zeggen, het woord van God. Bid en smeek in de Geest bij elke gelegenheid en op allerlei wijze. Houd daartoe nachtwaken, waarbij u met volharding God smeekt voor alle heiligen.”
Als we de oproep tot heiligheid in balans brengen, de oproep om alert te blijven, de kracht van de Heilige Schrift in het licht van de demonische stemmen, de oproep om onze wil te sterken en onze voortdurende mislukkingen, wenden we ons tot de Heer in de WLIG-boodschappen voor het laatste woord.
TLIG feb-apr 2003 (II, de Zoon):
“waarom bezoek Ik de kerkhoven en open Ik de graven op zoek naar de doden ? waarom roep Ik jullie tot een Goddelijke verbintenis en tot een geestelijk huwelijk ?
Ik zeg jullie waarom zelfs al zijn jullie "beschadigd" zoals jij hebt gezegd, Vassula, er is nog hoop op herstel; daar is het allemaal om te doen; Ik kom om de zondaar te redden; en zoals Ik eerder al heb gezegd : "voor mensen is het onmogelijk, voor God is alles mogelijk;"3 met andere woorden, Ik ben oneindig rijk aan genade en het is door Genade dat je gered kunt worden; Ik verlang niet de dood van de zondaar; Ik ben de Verrijzenis, en Ik verlang dat jullie allen leven in Mijn Licht, om die reden daal Ik neer op aarde door deze Liederen en ook door andere middelen, om jullie te doen herrijzen, jullie die jezelf hebben toegestaan van Genade in het graf te vallen en nu liggen te rotten bij de miljoenen, door de zonde ...
in Mijn grenzeloze medelijden zei Ik in de Hoven van de hemel : "Ik wilde niet eindeloos en voor altijd kijken naar de dood van de zondaar, treurend, maar Ik wil liever dat hij tot Mij terugkeert en leeft;" van boven zag Ik een indrukwekkend kerkhof en de stank van de verrottende lichamen verspreidde zich in de hele kosmos... de wereld, verrottend, is bedekt door duisternis, verslonden door donkerte, moet Ik dus Mijn zonen en erfgenamen voortdurend geknecht en stervend zien ? voor hoe lang moet Ik Mijn eigen huishouden in stukken gescheurd en uiteengereten zien ? het is tijd, ja inderdaad, om het onkruid van de tarwe te scheiden; Ik heb dan een eed gezworen en gezegd : "Ik zal hen door de kracht van Mijn Heilige Geest de Genade schenken om hun verborgen zelf sterk te laten worden, aan ieder die gehoor geeft aan Mijn genadevolle Oproep, opdat zij mogen leven in Mij, en Ik in hen moge leven door geloof; dan geplant in liefde en gebouwd op liefde zullen zij worden verheven om de uiterste volheid van Mijzelf te verkrijgen;"
zo heb Ik geantwoord op jouw verklaring, Vassula; Ik zei in Mijn oneindige Barmhartigheid : "Ik zal licht uitspreiden in deze onredelijke generatie om hun geest te verlichten en ze te vernieuwen door een geestelijke revolutie; Ikzelf zal hen deze hernieuwing van henzelf en hun geest binnenleiden, elk leidend in goedheid en heiligheid van de waarheid; Mijn verlangen iedereen te redden brandt in Mijn Hart; Ik zal Mijn Gelaat niet afwenden maar iedereen onderrichten en heropvoeden;"
Daniel 9:19:
“Heer, luister toch! Heer, vergeef ons! Heer, kijk toch naar ons om! Wacht niet langer en grijp in, omwille van Uzelf, Heer, want de stad en het volk dragen Uw Naam.” |