Maria in de Heilige Schrift
Wat zegt de Bijbel over Maria van Nazareth, de Moeder van Jezus Christus? En wat is de onderrichting die deze teksten aan de gelovigen willen overbrengen?
Jarenlang werd gevreesd dat de verering van Maria het geloof in Jezus Christus, de enige Middelaar tussen God en de mensheid, in gevaar zou kunnen brengen. Maar Maria heeft haar plaats in de geloofsbelijdenis van de Kerk, want dogmatische uitspraken over Maria hebben een zeer solide Bijbelse basis.
Allereerst vermeldt de Heilige Schrift Maria (in het Hebreeuws Mirjam), door God gekozen om de Moeder van Zijn Zoon te zijn.
De Heilige Schrift spreekt over de woorden: “Moeder van mijn Heer;” Elizabeth, die werd geïnspireerd door de Heilige Geest, sprak over deze woorden; schrijf: “Gij zijt de meest Gezegende onder alle vrouwen en Gezegend is de Vrucht van Uw Schoot; waarom zou Ik worden geëerd met een bezoek van de Moeder van mijn Heer?”[1] (Boodschap, 10 februari 1988).
Bij de Aankondiging, op het moment dat Gods belofte wordt vervuld, spreekt Maria het ja van het geloof uit. Het nieuwtestamentische getuigenis over Maria beperkt zich echter niet tot de verhalen over de kinderjaren van Jezus in Mattheüs en Lucas, maar we komen Maria ook tegen tijdens de aardse missie van Jezus.[2] Ze is ook op de Kruisweg. Ze blijft trouw aan het ja dat ze in het begin zei, in geloof, en ze staat met “de discipel die Jezus liefhad,” aan de voet van het Kruis.[3] Zij is de "Moeder van smarten." Ten slotte ontmoeten we haar weer in de vroege gemeenschap van Jeruzalem in gebed voor de komst van de Heilige Geest.[4]
In dit verhaal neemt Maria een unieke plaats in, op het moment dat de goddelijke belofte volledig wordt gerealiseerd. Ze bevindt zich in de "volheid des tijds," toen God Zijn Zoon zond, "geboren uit een vrouw." [5] Zij is degene op wie de woorden van haar nicht Elizabeth van toepassing zijn: "Gezegend is zij die geloofde."[6] Daarom wordt ze bij de aankondiging van Jezus' geboorte uitgedaagd met dezelfde woorden waarmee het Oude Testament tot Israël, de "dochter van Sion," spreekt: "Verheug u."[7] Dit “Juich van vreugde, o dochter Sion! zing met vreugde, o Israël! Verheug u en verheug u met heel uw hart, o dochter Jeruzalem!”[8] Maria is daarom de dochter van Sion, de vertegenwoordiger van Israël op het uur dat haar hoop wordt vervuld.
Maria zingt zelf over de vervulling van de belofte van het Oude Testament in het Nieuwe Testament, in deze hymne die we het Magnificat [9] noemen. Deze tekst staat vol met toespelingen op het Oude Testament en geeft tegelijkertijd aan dat Maria vooruitloopt op het Evangelie van het Nieuwe Testament, in het bijzonder de Bergrede, waarin de armen, de kleinen, de gekwelden en de vervolgden gezegend worden verklaard. Maria is daarom het model en prototype van het christelijk geloof. Ze bewaart en mediteert in haar hart wat ze gezien en gehoord heeft van God.[10]
Dit is wat Orthodoxen, Katholieken en Protestanten gemeen hebben over Maria. "Maria maakt deel uit van het Evangelie," zegt de Protestantse Catechismus voor Volwassenen. "Maria is dus het prototype van de mens die zich openstelt voor God en zich laten vullen door God, het prototype van de gemeenschap van gelovigen, van de Kerk."
Maria de Nieuwe Eva die, "door haar gehoorzaamheid, de oorzaak van redding is geworden voor zichzelf en voor de hele mensheid." "Aldus werd de knoop van Eva's ongehoorzaamheid losgemaakt door Maria’s gehoorzaamheid."[11] Dus de knoop van Eva's ongehoorzaamheid werd losgemaakt door Maria's gehoorzaamheid. Deze beweringen zijn op geen enkele manier in tegenspraak met het feit dat alleen Jezus Christus de Redder van de hele mensheid is. Maria is slechts de nederige dienstmaagd van de Heer. Ze is, zoals wij allemaal, verlost door Jezus Christus. Maar bij in de akte van verlossing wil God een ja horen dat vrijelijk wordt uitgesproken door Zijn schepsel. Maria's fiat, Maria's "ja": "Ik ben de dienstmaagd van de Heer; mij geschiede naar uw woord,”[12] drukt op voorbeeldige wijze uit dat God een verbond met de mensen wil sluiten, met hen in dialoog wil treden en hen de gelegenheid wil geven om als zijn vrienden in gemeenschap met hem te leven.
|