Armzaligheid Dwingt Mijn Barmhartigheid
20 oktober 1994
Heer?
Ik Ben; kijk, Vassula, Mijn reden om jou te verheffen is nog steeds dezelfde: Mijn Vader en Ik hebben je bezocht, je onderricht, ja! Ik heb je verheven; kun je vandaag zeggen dat je kennis van mensen kwam? of omdat je theologie hebt gestudeerd?
Ere zij God, alles wat ik heb geleerd, komt van U.
Mijn Vader en Ik zullen doorgaan de filosofen en trotsen van jullie maatschappij te schande te maken door Onze Werken en door de arme instrumenten die Wij kiezen; het is Mij een vreugde je te onderrichten; ja, het is Mij nog steeds een vreugde je Mijn edele Kennis te schenken; ach Vassula,[1] als je wist hoezeer het Mijn Vader behaagt je Wijsheid te schenken... wees dus niet onbewust van al deze zegeningen; zeg niet: "waar is mijn Jezus?" Mijn beminde, Ik ben nog meer bij je, Mijn blik rust constant op jou;
sta Mij toe je geestelijk en uitgebreid te laten vooruitgaan, sta Mij toe nu en dan te vluchten voor de slechtheid van de wereld en in jouw hart te rusten; in jou stilte, neem Ik Mijn rust, in jouw trouw, ben Ik Koning want wat Ik ontvang is: eer en lof; en in jouw liefde word Ik verheerlijkt;
Heer, U hebt mij geschoold en mij kracht gegeven; U hebt mij aangesproken en Uw woorden hebben mij opgetild. U bent mijn voedsel. Waarom schenkt U deze gave van Licht aan iemand die zo armzalig is?
omdat Ik werd getroffen door jouw armzaligheid; als Ik iemand zou hebben gevonden die zwakker was dan jij, dan zou Ik hem of haar hebben gekozen; jouw armzaligheid dwingt Mijn Barmhartigheid je onder te dompelen; jouw ellende doet Mij Mijn Hoofd schudden … een zwakker en ellendiger iemand dan jij kan Ik niet vinden … er is niemand! hoe zou Ik anders hebben kunnen werken als Ik in jou de ene rivaal na de andere onder ogen had moeten zien? Ik vind er geen … en als er een zou opstaan, als ze zouden komen, zou Ik ze met Mijn Adem wegblazen; sta Mij daarom toe je rechterhand in de Mijne te houden … voel jij je gelukkig, Mijn Vassula?
Ja! zeer!
Ik bemin je omdat je Mij hebt toegestaan je te doen gedijen en door jou anderen; vrees nooit, Mijn beminde; dus alles wat Ik je nu te zeggen heb is: bemin Mij, schrijf en ga door Mij te verheerlijken door te getuigen; Ik ben de Auteur van Het Ware Leven in God en Ik zal het bewijzen door in jouw plaats te verschijnen; het is Mijn Vaders geschenk aan jou en aan anderen;
[1] Jezus zuchtte.
|