Oordeel Nooit Ween Nooit Om Materiële Dingen
19 augustus 1994
Mijn hart is bereid, Heer, om te dienen en onder Uw Bevel te staan. In de hoven van het huis van Uw Majesteit hebt U mij toegestaan te helpen bij Uw onderrichtingen. Ofschoon onze knieën zwak zijn door gebrek aan voedsel,[1] hebt U, mijn God, in Uw Oneindige Barmhartigheid medelijden met ons gehad; U bent ons te hulp gekomen: "Ik heb voor jullie, generatie, rijkdom en welvaart gereserveerd; in tijd van hongersnood kom Ik." Dit is het wat U geprobeerd hebt ons te zeggen gedurende al deze tijd. Ik dank U, met heel mijn hart dank ik U.
Ik geef je Mijn Vrede;
in Mijn Hart liggen veel schatten en Ik heb nu deze onuitputtelijke rijkdommen aan je laten zien; Ik bemin je, twijfel nooit aan Mijn Liefde; Ik heb eens gezegd dat deze Schat voor jullie tijden zou worden gereserveerd, deze tijden waarin de mensheid op z'n dieptepunt is en in een zo betreurenswaardige toestand, dat het Beest wordt toegestaan jullie allen te bekoren; daarom vraag Ik jullie meer te bidden, te vasten en Mijn voorschriften te volgen;
open jullie hart voor Mij en sterf aan jezelf; en jij, dochter, blijf in Mij; aanvaard je beschuldigers en Ik zal je ziel naar Mij opheffen; oordeel nooit, ween nooit om materiële dingen die niet blijvend zijn, wees goed en heilig; Ik zal je leren volmaakt te zijn, als je Mij dat toestaat, Mijn Vassula; ga door met het bekendmaken en het verkondigen van de rijkdommen van Mijn Hart aan hen tot wie Ik je zend en wees niet bang voor je aanklagers, laat die aan Mij over, Mijn kind; zie je hoeveel meer je nog vooruit moet gaan? door de manier waarop je leeft, zul je in staat zijn ook anderen aan te trekken om Mij te kennen;
(Toen sprak Hij over de gebedsgroep van Rhodos).
Ik wil dat ieder van hen er steeds aan denkt dat Ik hen door genade heb opgewekt; niemand van hen heeft een van Mijn Genaden verdiend, daarom wil Ik dat ze in de Heilige Schrift de parabel over de tollenaar en de Farizeeër lezen, opdat hun ijver niet ontaardt in schijnheiligheid; leer dat niemand goed is behalve God;
niemand van jullie is al volmaakt; jullie moeten nog heel veel leren: jullie moeten het geduld van de Vader leren, de liefde en de zachtmoedigheid die Ik jullie allen laat zien, de absolute heiligheid en tederheid van Mijn Heilige Geest;
dit is voorlopig alles, dochter; zegen Mij en bemin Mij; Ik, Jezus, zegen je, leerlinge van Mij;
[1] Geestelijk ondervoed.
|