Mijn Profeten Zijn Ook Een Deel Van Mijn Lichaam
2 april 1989
Heer?
Ik Ben, kijk naar Mij met een kinderlijk geloof en maak Mijn Kerk mooi;
Heer, waarom is het voor sommige mensen zo moeilijk de profeten van dit tijdperk en Uw Woord aan te nemen?
Ik zeg je plechtig dat Mijn schapen Mijn Stem herkennen;
Maar Heer, zelfs wanneer iemand de sceptici kan bewijzen dat er bekeringen en genezingen zijn van grote zondaars, worden ze zelfs door deze vruchten niet overtuigd.
Mijn Vassula, zelfs wanneer iemand zou opstaan uit de dood voor hun eigen ogen, zouden ze niet overtuigd zijn ... voor deze mensen geldt nog steeds de profetie van Jesaja;[1] jullie zullen horen en nog eens horen, maar niet luisteren; kijken en nog eens kijken maar niet zien; want het hart van dit volk is verruwd, hun oren zijn doof en ze hebben hun ogen gesloten, uit vrees dat ze met hun ogen zouden zien met hun oren zouden luisteren, begrijpen met hun hart en worden bekeerd en genezen door Mij;
velen vergeten dat Mijn profeten ook een deel van Mijn Lichaam zijn; Ik heb inderdaad ieder van jullie begunstigd met een genade zodat jullie allen een eenheid vormen; dierbaarst kind, Ik heb sommigen gevormd tot apostelen, sommigen tot priesters, leraren, en sommigen tot profeten in tijden van opstandigheid, dus waarom zijn zovelen van jullie verrast en wijzen Mijn profeten af? hoe kan Mijn Lichaam functioneren met een afgesneden ledemaat? Ik ben uitgeput, Mijn Lichaam wordt voortdurend verminkt en verscheurd; bloem, aanvaard je vervolgers met liefde, veroordeel hen niet; Mijn profeten zullen altijd worden vervolgd, veroordeeld, gegeseld, onderdrukt, van stad tot stad verjaagd, met verachting worden bekeken en gekruisigd, en zo zullen jullie het bloed van elke heilige dat op aarde is vergoten over jullie afroepen; de Schrift liegt nooit; Ik ben het Woord;
kom, Mijn kind, Ik heb je gevormd om te boeten voor de zielen in het vagevuur; bid, bloem; je weet maar weinig welk effect gebeden hebben op de zielen in het vagevuur; doof hun vuur met gebeden; doe boete voor hen, kom;
[1] Jes.6:9-10.
|