Waarom Willen Jullie Dat Ik Stil Ben?
20 april 1988
Heer, mijn zuster heeft gevraagd of het mogelijk is dat U haar kruisbeeld zegent zoals U het mijne gezegend heeft, door het te kussen.
heb Mijn Vrede, Ik bemin je; Ik wil dat je Mij volledig ziet, kijk naar Mij; ja, Ik zit naast je; nu je weet waar Ik ben, breng de medaille en de kruisbeelden die Yannula je gegeven heeft naar Mijn lippen; Ik zal ze kussen, ze zegenen; ga je gang, Ik wacht; ja,[1] Vassula, twijfel niet, schrijf; Ik vertel je dit, ieder die van Mij verlangt dat Ik zijn medailles en kruisbeelden zegen, Ik, de Heer, zal dat graag doen; kom, twijfel niet;
O Heer, help mij dit alles te begrijpen!
geloof gewoon; wees eenvoudig, wees als een kind; Ik bemin je;
(Later:)
Vassula, Ik kan Mijn Tuin helemaal Zelf tot bloei brengen, ja, Ik kan Mijn Kerk Zelf helemaal vernieuwen; Ik ben Mijzelf genoeg; Ik ben Almachtig; alles wat Ik van je vraag is liefde; bemin Mij en sta Mij toe deze dingen met je te delen;
O Heer, ik bemin U grenzeloos.
bloem, heb je het niet begrepen? heb je het niet opgemerkt? kom, Ik zal je zeggen: sinds het begin van de tijden heb Ik Mijzelf op verschillende plaatsen getoond, aan verschillende mensen van verschillende tijden; Vassula, hoe komt het dat jouw tijdperk Mijn Tekenen niet meer kan waarnemen? heb Ik, ooit, gezegd dat Ik zal ophouden Mijzelf en Mijn Tekenen te openbaren?
jouw tijdperk is dood, en het is door hun eigen hand dat ze zichzelf vernietigd hebben ... Ik ben de Heer der Heren, de Levende God; waarom willen jullie dat Ik stil ben? waarom willen jullie Mij dood? Vassula, Ik heb je laten zien en Ik laat je weer zien wat er van Mijn schepping geworden is; begrijp, door met Mij verbonden te zijn, ben je met Mij rondgetrokken; Ik trek je met Mij mee, deze wildernis doorkruisend, en openbaar je alles wat was, wat geweest is en wat er is overgebleven; Ik dun deze doornstruiken uit en snijd deze doornen weg zodat ze je geen pijn doen, want als ze je raakten, zouden ze je steken en verscheuren, Mijn kind, je in stukken scheuren; Ik ben met je, en Ik open je doorgang en maak deze vrij; Ik bemin je grenzeloos en Ik wil niet dat die doornen je vastgrijpen en je steken op onze weg, en je dodelijk verwonden! Ik weet hoe hun benadering alleen al voldoende is om je in een complete doodsstrijd achter te laten; Ik zie dit alles, Mijn Vassula, en Mijn Hart is diep gewond; maar, beminde, al deze offers zijn niet tevergeefs;
ach, hoezeer bemin Ik je, ziel; wie Mij zoekt zal Mij vinden; klop en Ik zal de deur openen; kom, Ik zal je aan Mijn Aanwezigheid herinneren;
[1] Ik tilde de voorwerpen een voor een op, en Jezus kuste ze allemaal en zegende ze.
|