Voortzetting Van: Lofzang Van De Heilige Geest (iii)
21 juni 1998
(Voortzetting.)
Ach, mijn Vreugde juist nu is groot, U vult mijn ziel niet alleen met Uw transcendente licht, maar ook met vreugde.
ja, Mijn beminde, Mijn rijkdom is ook Vreugde;
U bent mijn Trooster in tijden van beklemming, in tijden van verdriet; U troost mijn ziel, O Volmaakte; moge U mijn ziel bijstaan in Uw liefdevolle Tederheid.
O Glorierijke Troon, mijn God, Hooggeplaatst van alle eeuwigheid, kom en ontwortel alle kwaad uit Uw heiligdom en toon mij Medelijden, toon mij Uw Heilig Gelaat …
Mijn sympathie is met je, Mijn zwak kind; Ik heb aan jou en anderen de geest van Christus geopenbaard, evenals Christus aan jou de geest van de Vader heeft geopenbaard; twijfel niet aan Mijn macht; twijfel niet aan Mijn gunst die Ik jou heb verleend om Mij te kunnen horen, Mij te begrijpen en deze keer naar Mij te kijken; Ik heb je door genade leeggemaakt en je gevuld met Mijzelf; wees dus blij, Ik wil dat je altijd blij bent, want de hemel is je thuisland;
Ik heb je, Vassula, al deze jaren tevredengesteld met de melodie van Mijn Stem, eerst in je hart en in je geest, dan heb Ik je nu nog een onverdiende gunst verleend: naar Mij te kijken in deze ene openbaring; Ik ben je Helper maar de Vader en Christus zijn dat ook; je hebt nu Degene aanschouwd die alle wezens omvat;
je moet niet verbaasd zijn als de wereld vandaag dood blijft voor Mijn Oproep, en als ze luistert maar niet begrijpt; zolang zij worden beheerst door de boze, zich vastklampend aan deze voorbijgaande wereld, zal Ik voor hen onbekend blijven;
Ik ben de innerlijke Bron van de Christelijke Eenheid, en het is op Mij dat jullie je hoop en je eenheid zouden moeten vestigen; Ik ben de Bron van Hoop, Geloof en Liefde; Oneindig rijk, glorieer Ik in Mijn heerlijkheid; Ik ben de levengevende Geest van de verrezen Zoon en de levengevende adem van jullie sterfelijke lichamen; en dus jullie die voor Ons leven, jullie zullen worden bezield door Mijn Goddelijke Macht om te worden bestemd voor de heerlijkheid; Ik doe jullie niet alleen verrijzen, maar Ik maak ook de weg voor jullie vrij om Onze heerlijkheid binnen te gaan, Ons adoptiefkind te worden en erfgenaam van Ons Koninkrijk;
Ik heb tegen je gezegd dat Ik de Bron van Hoop ben omdat, zou jij Mij aanvaardt als je Helper, je de Hoop zou aanvaarden, en Ik, die jouw smeekbede weet uit te drukken, Ik zou haar uitdrukken met woorden van Wijsheid en overeenkomstig Onze Geest, op een wijze die Ons zou behagen; Ik ben je Hoop, daar Ik Mijn thuis in jou heb gemaakt; wees dus tevreden met de hoop dat je zult worden gered en zult verrijzen door Mij;
geniet de vrijheid die Ik je geef en bezit Mij zoals Ik jou zou bezitten, dan, alleen dan, zou Mijn Rijk in jou beginnen … het begint wanneer je ziel net zo mooi zal worden als een bruid die gekleed is voor haar echtgenoot in haar bruidskleed; je zult dan beseffen, met tranen in je ogen, dat je niet gemaakt was om ongehuwd te blijven, maar dat je de aan Mij beloofde was, en dat Ik, de Heilige Geest, jouw Beloofde, de Bruidegom van heel de schepping, je ziel zal heiligen in Mijn omhelzingen en in koninklijke vrijgevigheid;
ben je vergeten, Mijn beminde, hoe, niet lang geleden vóór ons huwelijk, je ziel ‘s nachts naar Mij verlangde en hoe ook je geest naar Mij zocht? zie je nu hoe verrukkelijk Mijn Liefde is? zie je hoe Onze Drie-ene Heiligheid en Tederheid zich ontplooien als een zoete geur rond geheel het universum, en het parfumeren? alle zielen met wie Ik verenigd ben worden bruiden, want in Onze intimiteit trekken Wij hen in Ons om hun Bruidegom te worden elke dag van hun leven; en zij, door Ons bekoord, dringen zich gewillig in Ons om zó volkomen volledig de volheid van Onze Goddelijke Liefde te smaken dat ze één worden met Ons …
nu, Mijn dierbaarste ziel, rust in Mij en blijf Mijn triomf[1]; samen met de Vader en de Zoon zeg Ik je: bemin de Unieke Trinitaire God met geheel je hart, met geheel je ziel en met geheel je verstand;
Wij zegenen je voor het geven van je tijd aan Ons en het Ons dienen;
[1] Omdat de Heilige Geest mij veroverde.
|