Wee Degenen Die Hun Hand Uitstrekken Om Te Vernielen Wat Door Mij Is Gebouwd!
29 mei 1998
In de weerbarstige pijn van mijn geest moet ik spreken, klagen in de bitterheid van mijn ziel; kom, smeek ik U, kijk naar mij; hebt U mij afgeschreven? Mijn wortels zijn in U verankerd, en toch zeg ik in mijn stilte: “God de Heer is zeker geërgerd over mij; Hij zal zeker één dezer dagen het contact met mij verbreken;”
ik zoek naar licht om te begrijpen, maar er is alleen duisternis; ben ik misschien ongevoelig geweest voor Uw Goedheid? Heb ik U op een of andere wijze teleurgesteld of U verwaarloosd? of heeft de aanblik van de zon in haar glorie, of de gloed van de maan als zij langs de hemel wandelde, mijn hart van U weg gestolen, zodat mijn hand hén een kus toe blies?
Mijn beminde bruid, sta Mij toe Mijn zoete geur over je uit te gieten, en onthoud één ding: Ik, Jezus Christus, het Woord van God, zal altijd in al je noden[1] voorzien;
talloos zijn je gebreken, maar Ik had dit alles voorzien, zelfs nog voordat Ik Mijn Boodschap aan jou heb verkondigd; maar Ik heb je, in Mijn onmetelijke Liefde die Ik voor jou heb, een plaats in Mij gegeven, waar Ik in die bijzondere plaats je ziel tot die volmaaktheid zal kunnen brengen die Ik van Mijn heiligen eis; ach, Vassula, overstromende mildheid ben Ik, onpeilbare Liefde ben Ik, en toch ken je Mij nog zo weinig, Mijn duif; waarom deze duistere gedachten over Mij? alles wat Ik heb is van jou en voor altijd;[2] wees dan in een goed humeur en bespaar Mij deze onnodige Beker; het Woord van Leven was je gratis gegeven opdat jij, op jouw beurt, het gratis aan de anderen geeft; Ik had een patroon in Mijn Werk, zoals je ziet, en Ik wil dat jij alle dingen blijft doen die je van Mij hebt geleerd en waarin je onderwezen bent te doen in Mijn Naam;
wees voor niemand bang als jullie in Mijn Naam samenkomen om deze ontkerstende generatie te christianiseren; alles wat je doet is voor Mijn eer en Mijn glorie; Ik bouw; Ik ben degene die bouwt, en wee degenen die hun hand uitstrekken om te vernielen wat door Mij is gebouwd! wijd je nu aan Mijn zaken en onthoud dat er geen grens is tussen jou en Mij; Ik ben altijd met je, Mijn beminde;
Ik zegen je; ic;
[1] Jezus bedoelt mijn onachtzaamheden en mislukkingen.
[2] Onze Heer zei deze woorden zeer langzaam met een bedroefde Stem omdat Hij nog steeds misverstaan wordt door een schepsel dat Hij in Zijn Goddelijke welwillendheid zo veel heeft gegeven.
|